fel 12 waarom lei-cijfers onopgeloste problemen had hij een argument om de zogenaamde monetair com penserende bedragen te verlagen, waardoor de prijsstij ging in onder meer Duitsland en Nederland geringer zou zijn dan in de andere EG-landen. Het jaar 1975 werd gebruikt om de methode van de bere keningen te bespreken. In het najaar van 1974 verweet de heer Lardinois namelijk het COPA bij een bepaalde gele genheid de methode naar eigen hand te zetten om zo een voor de boerenorganisaties gunstiger resultaat te krijgen. Om dit te voorkomen zou er een gemeenschappelijke methode worden uitgewerkt, voordat er nog cijfers inge vuld zouden kunnen worden. Het bleek echter niet mogelijk complete overeenstemming te bereiken. Een belangrijke factor daarbij was dat in de Europese Commissie ook van niet-landbouwkant belang stelling voor dit onderwerp bestond. Het verschil van mening dat ontstond, ging vooral over de vraag in hoeverre men in het verleden terug moet gaan voor het bepalen van de kostentoename, welke door prijs stijgingen gedekt moet worden. Aanvankelijk (d.w.z. in 1973) wilde het COPA alleen rekening houden met de kostentoename van het allerlaatste jaar; op het ogenblik betekent dit dat de kostentoename in 1975 de grondslag zou zijn voor de prijstoename in 1976/77. Lardinois sprak aanvankelijk van een vierjaarlijks gemiddelde, wat in een tijd van toenemende inflatie lager zou uitkomen. Het compromis in 1974 werd een tweejaarlijkse periode. Daarbij zou niet van een gemiddelde worden uitgegaan, maar een soort van rekening-courant worden opgesteld. Voor elk jaar zou nagegaan worden wat het verschil is tussen de prijsstijging waartoe de Raad van Ministers be sloot en de kostentoename, welke volgens de berekenin gen eigenlijk zou moeten worden gedekt. In oktober 1975 bleek dat de Europese Commissie ditmaal de voorkeur wil geven aan een driejaarlijkse periode voor Als de winter zó wordt, vliegt het aardgas er doorelke tiende cent van de aardgasprijs beïnvloedt het tuinders inkomen. de berekening. Bovendien wilde de Commissie de mone taire invloeden op de landbouwprijzen in de onderschei dene landen erbij gaan betrekken. Het zou goed zijn wanneer men zich bij de Europese Com missie gaat afvragen waarom deze berekeningen gemaakt worden. Het gaat namelijk om het percentage te bepalen waarmede de prijzen, zoals deze in de EG-marktordenin- gen zijn opgenomen, gemiddeld omhoog zouden moeten. Aangezien de marktordeningen verschillend van inhoud zijn, verschillen de daarin opgenomen prijzen ook van ka rakter. Als men over de individuele produkten spreekt dan komt daarbij ook de specifieke marktsituatie van die pro dukten aan de orde. Kortom, de nauwkeurigheid die de Commissie lijkt na te streven door steeds meer factoren erbij te betrekken, staat in geen verhouding tot het gebruik dat men ervan zal maken. Daar komt nog bij dat door het ondoorzichtig maken van de berekeningen, de betrokken producenten terecht gaan denken dat toch weer andere factoren dan de kostenontwikkeling een beslissende in vloed op het startpunt van de prijsdiscussie hebben. De beste methode zal voorlopig zijn om na te gaan wat de kostentoename in het lopende jaar is geweest om een ge middelde verhoging te bepalen voor het volgende seizoen. In het begin van oktober werden de prognoses van het LEI bekend over het lopende jaar. Deze cijfers zouden de grondslag moeten zijn voor de beslissing voor het treffen van aanvullende maatregelen. In een motie-Tolman werd

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 14