onopgeloste problemen Het zal niemand verbazen dat ook aan het eind van 1975 er in de landbouwpolitiek nog vele onopgeloste problemen zijn. Het zijn er zoveel dat daarvan maar enkele de revue kunnen passeren. 11 drs. m. I. de heer dure olie elke tuinder telt prijzen berekeningen Elk jaar moet zijn eigen lasten dragen. Deze stelling lijkt wel de achtergrond van het energiebeleid voor de glas tuinbouw. Het ontbreken van zekerheid voor de toekomst knaagt aan het vertrouwen in het regeringsbeleid op dit punt. Ons land staat echter onder druk van de Europese Commissie die op haar beurt weer hinderlijk wordt gevolgd door de Duitse Bondsrepubliek. Vorig jaar zei de Europese Commissie dat het in juni 1975 uit zou moeten zijn met subsidies op stookolie voor de glastuinbouw. Deze subsidie moest het effect verzachten van de stijging van de olieprijzen. In een aantal EG-landen werd deze subsidie gegeven, maar in ons land deed de regering de meest ferme toezeggingen aan het bedrijfs leven. De motivering was dat een bedrijfstak waarvan de energiekosten meer dan 25 van het totaal uitmaken de schok van een prijsverhoging onmogelijk ineens kan op vangen. Bovendien vond er een omschakeling naar het goedkopere en voor het milieu vriendelijker aardgas plaats. De Europese Commissie wilde aan de nationale subsidie in één jaar een eind maken, het Nederlandse bedrijfsleven achtte een aanpassingsperiode van minstens zes jaar noodzakelijk en de Nederlandse regering weigerde zich op een periode vast te leggen. De Europese soep werd minder heet gegeten dan opge diend. De subsidie zou na juni 1975 toch mogen blijven, maar tot een derde moeten worden verminderd. Tegelijk zou de gasprijs voor de tuinbouw verhoogd moeten wor den tot een peil dat min of meer met de olieprijs zou zijn te vergelijken. De Nederlandse regering moest deze beslissing wel aan vaarden omdat in de andere EG-landen inmiddels de olie subsidies zo goed als verdwenen waren. Ons land kwam daardoor in het zonnetje te staan ook al omdat er toch reeds enige afgunst was voor het Neder landse aardgas dat relatief goedkoop aan de tuinders ter beschikking werd gesteld. De Nederlandse Minister van Landbouw ging dus aan het rekenen teneinde aan de EG een ruimere oliesubsidie en een ruimere gasprijs te kunnen presenteren. Nu zijn dus berekeningen geen eenvoudige optel- en aftreksommen, wanneer het gaat om het vergelijken van de twee energiebronnen olie een gas. Daarbij kwam nog dat er ook rekening gehouden mocht worden met de mo gelijkheid van accijnsvermindering door de Nederlandse overheid. Ook zou in de berekeningen tot uitdrukking moe ten komen dat tuinders die met gas stoken daarvoor bij zondere investeringen hebben gedaan en op die wijze het milieuvriendelijke regeringsbeleid hebben gesteund. Bo venop dit alles (en eigenlijk nog meer) komt het feit dat de olieprijs in de loop van het jaar verandert, terwijl de gas prijs constant wordt gehouden. De uitkomst van de berekeningen is belangrijk want elke tiende cent van de aardgasprijs heeft een grote invloed op het tuindersinkomen. De bittere pil die de tuinders moe ten slikken (ineens of in kleine gedeelten) kan verzacht worden door hogere prijzen voor de produkten. Het jaar 1975 was geen ongunstig jaar voor de tuinbouw en minister Van der Stee liet niet na hierop te wijzen. Voor de tuinders is één goed jaar nog geen welvaart en de zorg om kostenverhoging geldt voor volgend jaar wanneer alles wel weer eens kan tegenvallen. De discussie over het Europees prijsbeleid is weer begon nen. In het begin van de Gemeenschap werd in december vaak aan een pakket van maatregelen gewerkt, welke op 1 januari in werking zouden moeten treden. Meestal be hoorden de prijzen daar ook bij. Ditmaal is de jaarwisse ling geen fataal tijdstip dat alleen na marathonzittingen of „het stilzetten van de klok" gepasseerd kan worden. Wel wordt er een verband gelegd tussen prijzen en bijvoorbeeld de financiering van het landbouwbeleid dat begin decem ber op de EG-topconferentie een onderwerp zal zijn. Voordat het tot een prijsvoorstel van de Europese Com missie is gekomen, zijn vele berekeningen gemaakt om een min of meer objectieve basis te leggen. Dit is het re sultaat van een nu reeds drie jaar plaatshebbend overleg tussen de Europese boerenorganisaties, verenigd in het COPA, en ir. P. J. Lardinois, de commissaris voor landbouw. De heer Lardinois was daarbij aanvankelijk weinig gene gen om de cijfers te laten spreken, omdat daarmede de politieke speelruimte wel eens te gering zou kunnen wor den. In 1974 werd de heer Lardinois enthousiaster toen uit de cijfers bleek dat de kostentoename in Duitsland en Nederland geringer was dan in Frankrijk en Italië; hierdoor

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 13