geld- en kapitaalmarkt
34
drs. b. j. kruimel
geldmarkt
obligatiemarkt
De maand oktober heeft voor de meeste wijnproducerende
landen een tongstrelende klank. Terwijl bij enkele van onze
EEG-partners de voorbereidingen werden getroffen voor
de wijnfeesten, werd in Nederland de bel geluid voor meer
serieuze zaken, zoals de begrotingsdebatten. Daarnaast
dienden in deze maand de verschillende ondernemingen
gezamenlijk voor enkele miljarden vennootschapsbelasting
aan de Staat over te maken.
Op algemeen economisch gebied kwam er weinig belang
rijk nieuws. In de VS blijft men optimistisch over het con
juncturele herstel (in het derde kwartaal is het BNP in dat
land met 11,2 op jaarbasis gestegen), terwijl in Duitsland
eveneens enig optimisme heerst vooral op basis van de
ontwikkelingen in de auto-industrie. Uit de cijfers over de
daling van de industriële produktie in Nederland (7% in
het eerste halfjaar) blijkt nog geen ommekeer ten goede.
Ook de uitlatingen van de directeur van het Centraal Plan
bureau geven geen aanleiding om al te optimistisch te zijn
over het te verwachten conjuncturele verloop in 1976 en
zeker niet over de eerste helft van dat jaar.
De Nederlandsche Bank heeft een nieuw instrument om de
geldmarkt te verruimen ingevoerd. Zij heeft dit gedaan om
dat aan de andere instrumenten enkele bezwaren kleven.
Met name was het traditionele instrument van het tijdelijk
aankopen van schatkistpapier niet meer toepasbaar, aan
gezien dit papier sedert juli 1973 het belangrijkste rente
dragende actief is waarin de verplichte liquiditeitsreserve
uit hoofde van het systeem van indirecte kredietbeheersing
kan ft/orden aangehouden. Marktverruiming door middel
van $-swaps heeft het bezwaar dat deze alleen in aan
merkelijke mate afgesloten kunnen worden met banken die
een groot vreemd valutabedrijf hebben. Als nieuw instru
ment is nu de mogelijkheid ingevoerd om speciale bele
ningen tegen marktrente te doen. Deze beleningen zullen
niet worden beschouwd als een beroep op De Nederland
sche Bank binnen het voor iedere individuele bank vast
gestelde contingent, terwijl het hiervoor in onderpand te
geven schatkistpapier blijft meetellen voor de verplichte
liquiditeitsreserve i.t.t. wat bij de tijdelijke aankopen van dit
papier het geval was. Naast beide instrumenten om de
geldmarkt tijdelijk te verruimen heeft De Nederlandsche
Bank natuurlijk ook nog de mogelijkheid tot een duurzame
verruiming door middel van contante aankopen van vreem
de valuta.
Het gebeuren op de geldmarkt werd in de maand oktober
sterk beïnvloed door de belastingbetalingen. Deze vonden
vooral vanaf ultimo september tot en met de eerste week
van oktober plaats. Zij hebben duidelijk hun invloed gehad
op de tarieven voor het interbancair call geld welke van
rond 1 in september opliepen tot even boven of onder
het promessedisconto (5,5%) gedurende het grootste deel
van oktober Ook de tarieven voor de verschillende ter
mijnen pasten zich aan. De opbouw van de tarieven ver
toonden de gehele maand een ongewoon beeld. Zo waren
3- en 6-maands-geld geruime tijd even duur of zelfs goed
koper dan 1-maands-geld. Het terugkeren van een wat
evenwichtiger tariefsopbouw zal waarschijnlijk in sterke
mate worden bepaald door de conjuncturele ontwikkelin
gen en de kasbehoeften van het Rijk.
Dat de banken enige moeite hadden met de geldmarkt-
verkrapping blijkt ook uit het feit dat zij voor het eerst sinds
medio april weer voor aanzienlijke bedragen bij De Neder
landsche Bank voorschotten moesten opnemen. Het saldo
van het Rijk kon oplopen tot circa 3 miljard. De Neder
landsche Bank heeft de geldmarkt verruimd door het af
sluiten van $-swaps en koerssteun aan de dollar. Daarnaast
stelde zij op 27 oktober voor het eerst de mogelijkheid open
voor de speciale beleningen. Tegen een rente van 5%
werd ƒ512 miljoen toegewezen voor de periode 29/10-
24/11. Dit gebeurde mede vanwege het feit, dat er de ko
mende maand nog de nodige belastingafdrachten (onder
andere BTW) moeten plaatsvinden.
De rente op de obligatiemarkt was in de maand oktober
zeer stabiel. De rentewijzer schommelde - evenals in sep
tember - tussen 8,9% en 9%. De belangstelling van de
beleggers ging met name uit naar de wat korter lopende
leningen.
Na de 9% lening van de ABN a 100% per 1981/1985 ter
grootte van 100 miljoen welke een groot succes werd,
kondigde de Staat der Nederlanden haar vierde obligatie
lening van dit jaar aan.
Gezien de goede ervaringen welke bij de twee voorgaande
leningen met het tendersysteem waren opgedaan lag het
voor de hand dat opnieuw voor dit uitgiftesysteem werd
gekozen. De rente (8%%) en de looptijd (1-15 jaar) waren
geheel conform de wensen van de markt zodat op een
flinke inschrijving kon worden gerekend. Op de lening werd
505 miljoen toegewezen tegen 100 Dit impliceerde dat
alle inschrijvingen tegen een koers van 100,1 of hoger
ten volle en die tegen 100% voor 85% werden toegewezen.
Het bedrag respectievelijk de uitgiftekoers van de lening
was waarschijnlijk hoger uitgevallen indien niet op de dag
van de inschrijving in Duitsland de - later waarheid ge
worden - geruchten waren ontstaan dat de Duitse centrale
bank haar interventies op de obligatiemarkt zou stopzetten.
Het wegvallen van deze koerssteun zal ongetwijfeld leiden
tot een oplopen van de rente op de Duitse kapitaalmarkt.
Door deze ontwikkeling was de buitenlandse belangstelling
voor de Staatslening tamelijk gering. Ook de entree ter
beurze op een koers van 99,7% was niet gelukkig evenals
de koersontwikkeling nadien.
Vervolgens stond op 31 oktober de inschrijving open op een
9% lening ter grootte van ƒ75 miljoen van de Caisse
Nationale des Télécommunications (de Franse PTT) waar-
vervolg op pagina 38