rabobanken als assurantie bemiddelaars 22 mr. j. g. van mameren de aanleiding contacten met verzekeringsmaatschappijen primaire maatschappijen: ago erbij De dienstverlening assurantiebemiddeling is binnen het coöperatieve bankbedrijf van betrekkelijk recente datum. Ze is echter ook een bedrijfsonderdeel, dat zeer snel gegroeid is en waarvoor bovendien nog ruime ontwikkelingsmogelijkheden zijn weggelegd. Omdat deze tak van dienstverlening enige maanden geleden door het persbericht betref fende een drietal van onze z.g. „primaire maatschappijen" weer in het nieuws is geweest, willen wij in dit artikel graag iets uitvoeriger bij de assurantiebemiddeling door onze banken stil staan. Aanvankelijk beperkten de „coöperatieve kredietinstellingen" hun bankactiviteiten voornamelijk tot het aantrekken van spaar gelden en de voorschot- en kredietverle ning. Dit geschiedde overwegend in de plattelandsstreken dan wel in die gebieden die nu als „semi-plattelands" worden aan geduid. Aan het einde van de jaren vijftig onge veer is het coöperatieve bankbedrijf ook in de steden tot ontwikkeling gekomen, doordat plaatselijke banken die gevestigd waren in gemeenten gelegen in de directe omgeving van de steden, ook deze tot hun werkgebied gingen rekenen. Voor deze banken was het bewerken van de stedelijke gebieden een middel om aanvullende bron nen aan te boren voor de financiering van agrarische bedrijven waarop de „land bouwkredietinstellingen" zich toen nog meer als hoofddoel richtten. Een gevolg van het bewerken van de ste den was dat de cliëntenkring van de co- operatieve banken ook werd uitgebreid niet alleen met mensen die hun spaargel den bij de banken wilden brengen, maar ook met cliënten die behoefte bleken te hebben aan voorschot- en kredietverle ning. Speciaal in verband met de financiering van eigen woningbezit kwam ook uit de steden de vraag naar hypothecaire lenin gen steeds meer op de betrokken banken af. Door de verstedelijking van het platteland direct rondom de grotere gemeenten en de grotere spreiding van het autobezit waardoor het onderlinge verkeer steeds intensiever werd, kwamen de plaatselijke banken al meer in aanraking met behoef ten op het gebied van dienstenverlening die aanvankelijk minder frequent voorkwa men. Tot die behoeften bleken ook te behoren het kunnen sluiten van verzekeringen, juist ook dikwijls in verband met van de bank verkregen financieringen, bijv. voor eigen woning, auto enz. Tot dan toe waren de behoeften van de cliënten uit het agra rische bedrijfsleven op verzekeringsgebied ook meer gericht op de agrarische risico's die veelal bij de plaatselijke onderlingen konden worden opgevangen. Anderzijds gingen de coöperatieve banken ook meer en meer over tot bedrijfsfinan- cieringen niet alleen aan cliënten uit de agrarische sfeer, doch uit andere bedrijfs takken. Een ontwikkeling die tot op de dag van vandaag zich steeds verder voortzet. Ook daardoor ontstonden behoeften aan een passende verzekering bij een passen de financiering. De assurantiebemiddeling is bovendien een dienst die verleend wordt door concur rerende collega-bankinstellingen en alleen al uit dien hoofde was het noodzakelijk bij te blijven zodat wat elders geboden werd ook in eigen huis kon worden verzorgd. Steeds meer Boerenleenbanken en Raif- feisenbanken gingen er toe over zich als assurantie-tussenpersoon in de SER-re- gisters te laten inschrijven, hiertoe gesti muleerd door de Centrale Bank. Het werd binnen korte tijd duidelijk, dat de in Nederland werkzame verzekeringsmaat schappijen het belang onderkenden van de bemiddeling in verzekeringen door de coöperatieve banken. Deze zijn immers wijd en zijd verbreid met ruim duizend plaatselijke banken en omvatten - met in begrip van de diverse bijkantoren - zelfs ongeveer 3000 potentiële verkooppunten. Zo ontstonden er relaties met diverse ver zekeringsinstellingen en zette de aanvan kelijk langzaamaan beginnende assurantie bemiddeling van het coöperatieve bank bedrijf in die mate door, dat in de periode waarin het fusiegebeuren „Boerenleen bank - Raiffeisenbank" zich in grote lijnen voltrok, geconstateerd kon worden dat zich een vertienvoudiging voordeed van het ver zekeringsbestand dat de Rabobankorga- nisatie als bemiddelaar onder haar beheer heeft. Deze groei is overigens voor een aanzien lijk deel ook te danken aan de bereidwil lige medewerking van de verzekerings maatschappijen, zowel van primaire als niet primaire. Daardoor waren de Rabo banken in de gelegenheid vele assurantie portefeuilles over te nemen. Met name In terpolis heeft veel portefeuilles naar de banken doen overgaan en heeft zeer vele met assurantiezaken beginnende banken technische en organisatorische steun ver leend. Toen de Boerenleenbanken en Raiffeisen- banken zo n vijftiental jaren geleden de eerste schreden zetten op het gebied van de assurantiebemiddeling was het logisch dat van het begin af aan contacten ontston den met onderlinge verzekeraars. Het on derlinge verzekeringsbedrijf heeft immers dezelfde bedrijfs,,filosofie": de dienstbaar heid aan de verzekerde staat voorop. Dat pleegt bij onderlingen bijvoorbeeld tot uiting te komen in de uitkering der win sten aan de verzekerden hetzij door winst uitdelingen dan wel door aanpassing van voorwaarden. Ook de coöperatieve ban ken willen een optimale dienstverlening bereiken zonder winstoogmerk als doel. Winst is voor hen alleen een middel om hun diensten te kunnen blijven verlenen. Voor beide, de onderlingen en onze ban ken, geldt dat de winsten niet aan derden ten goede komen. Voorts lag het voor de hand dat contacten ontstonden omdat ten plattelande onder lingen en coöperatieve banken veelal de zelfde cliënten hadden en zeker niet min der omdat tussen de besturen van banken en onderlingen dikwijls over en weer rela ties bestonden. De in één organisatie samenwerkende plaatselijke Rabobanken hebben dan ook in grote meerderheid gekozen voor het on derlinge verzekeringsbedrijf in al zijn scha keringen en zij hebben een groot deel van hun produktie daarop gericht. „In al zijn schakeringen" dient te worden toegevoegd omdat, anders dan bij de coöperatieve ban ken schaalvergrotingen bij de onderlinge maatschappijen - uitzonderingen daarge laten niet of nog niet altijd in voldoen de mate hebben plaatsgevonden. Voor de omvang van de „produktie" van de gezamenlijke Rabobanken (265 miljoen gulden schadeverzekeringspremie per jaar en f/2 miljard verslagkapitaal aan le vensverzekering), is het noodzakelijk rela ties te hebben die voldoende opnamecapa citeit hebben om aan de vraag van de cliënten van de coöperatieve banken te kunnen voldoen. Dat een grotere omvang van het verzeke ringsbedrijf leiden kan tot een betere be heersing van de kosten en dat de toene mende concurrentie in verband met de marktontwikkelingen binnen de EEG in

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 24