voedsel, internationaal De wereld zoekt nog steeds een weg om de gevolgen te boven te komen van de economische recessie welke is versterkt door de oliecrisis. In een bijna ononderbroken reeks van internationale conferenties worden de gerezen problemen aan de orde gesteld zonder dat overigens een oplossing tevoorschijn springt. 11 drs. m. I. de heer nieuwe orde voedselhulp ongunstig klimaat Er zijn ook bepaald geen eenvoudige zaken aan de orde. Behalve dat men de economische recessie te boven wil komen, wordt er ook flink getrokken aan de economische machtsverhoudingen in de wereld. De olielanden hebben het voorbeeld gegeven van hoe het kan verkeren wanneer ogenschijnlijk zwakke landen gaan samenwerken en een potentiële machtspositie gaan uit buiten. Op de zevende speciale zitting van de Verenigde Naties stond dit voorbeeld voortdurend op de achtergrond toen het ging om een nieuwe internationale economische orde, waarin de ontwikkelingslanden meer kunnen krijgen dan tot nog toe. De bedoeling van de nieuwe internationale orde is, dat de ontwikkelingslanden min of meer automatisch, dus zonder dat de rijke landen daar steeds weer over moeten beslui ten, in hun economische ontwikkeling worden gesteund. Op die wijze worden de ontwikkelingslanden minder af hankelijk van de hulp van de ontwikkelde landen welke door de laatsten op bijna elk moment kan worden vermin derd of ingetrokken. Dit laatste is niet denkbeeldig als men ziet hoe de meeste westelijke landen zeer zuinig zijn ge worden met hulp nu het hen zelf minder naar den vleze gaat. De economische kant van het probleem van de ontwikke lingslanden in hun verhouding tot de zg. rijke landen, ver toont een grote overeenkomst met het probleem waar de landbouw voor staat. Wanneer de vrije marktontwikkeling ongestoord zijn kans zou krijgen dan zou er van de land bouw in de huidige vorm weinig overblijven: de econo mische machtspositie van de landbouw tegenover de rest van de maatschappij is zo zwak dat deze bedrijfstak het niet zou bolwerken. Hieruit vloeit de noodzaak van het markt- en prijsbeleid voor landbouwprodukten voort. Eén van de onderwerpen waar de ontwikkelingslanden tot een andere economische orde willen komen, is de verkoop van grondstoffen. In navolging van hetgeen reeds door de EG voor de met haar geassocieerde ontwikkelingslanden is gedaan, wilden de ontwikkelingslanden een stabilisatie van hun inkomsten. Voor een pakket van grondstoffen zou bij een daling van de wereldmarktprijzen het daaruit voort vloeiende verlies gecompenseerd moeten worden door de ontwikkelde landen. Vooral de Verenigde Staten verzetten zich in de speciale VN-zitting tegen deze gedachte; wel wilde dit land in af wijking van vroeger ingenomen standpunten, per produkt nagaan of de wereldmarkt niet geordend kan worden. In ieder geval zouden de Amerikanen (evenals de meeste an dere ontwikkelde landen) willen voorkomen, dat voor an dere grondstoffen dan olie, prijsopdrijvende kartels van ontwikkelingslanden worden gevormd. Het gaat hierbij niet om de voedingsgrondstoffen zoals granen en melkprodukten welke in West-Europa worden geproduceerd. De ontwikkelingslanden hebben daar niet over gesproken. De Europese landbouw zal in dit opzicht voorlopig geen gevolgen ondervinden van de resultaten van de speciale VN-zitting. In het kader van de voedselvoorziening is er wel gespro ken over een voorraadbeleid. Een speech van de Ameri kaanse minister Kissinger, die de aanvankelijk ongeïnte resseerde Amerikaanse houding tijdens de vergadering grondig wijzigde, vermeldde een 30 miljoen ton graan en rijst als noodzakelijke wereldvoorraad. Als doel van de voedselhulp voor 1975/76 wordt in de conferentie-resolutie 10 miljoen ton graan genoemd terwijl het wereldvoedsel programma minstens een half miljoen ton als noodvoorraad in granen ter beschikking zal krijgen. Minister Pronk, die in de speciale VN-zitting een grote rol speelde, als voorzitter van de voornaamste commissie, zei dat het resultaat nog weinig concreet kon zijn. Het ging de VN in dit geval alleen om het vastleggen van beginselen die pas door verdere onderhandelingen door tastbare za ken opgevuld kunnen worden. Er is in de westelijke wereld geen gunstig klimaat voor ontwikkelingssamenwerking. Minister Pronk geeft van de oorzaken daarvan in zijn memorie van toelichting op de Begroting van 1976 een interessante analyse. Behalve de economische recessie en de blokvorming van de olielan den noemt de minister ook de veldwinnende gedachte van de zg. self reliance die de belangstelling voor ontwikke lingshulp vermindert. Deze self reliance legt er de nadruk op dat de ontwikkelingslanden op eigen kracht hun eco nomische problemen moeten oplossen en daarvoor ook eigen methoden moeten toepassen. Communistisch China is daarvan het lichtend voorbeeld.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 13