coördinatie van europese bankrecht in europese parlement 8 mr. ph. c. m. van campen de wijzigingsvoorstellen van het europese parlement In de afleveringen van het maandblad „Rabobank" van december 1974 en van februari 1975 heb ik een indruk ge geven van de nogal moeizame totstandkoming van het voorstel van de Europese Commissie voor een eerste richt lijn met betrekking tot de coördinatie van de bankwetge- ving in de lidstaten van de EEG. Een dergelijke richtlijn wordt pas bindend voor de lidstaten door een desbetreffend besluit van de Raad van Ministers van de EEG (de Ministers van Financiën in raadsvergade ring bijeen). Deze raad kan echter niet tot een formeel besluit komen dan nadat het Europese Parlement en het Sociaal-Economisch Comité van de EEG advies hebben uitgebracht. Deze adviezen zijn inmiddels uitgebracht en wel wat het Europese Parlement betreft na behandeling van een rapport van de economische en monetaire commissie van dit Parlement in de plenaire zitting te Straatsburg van 15 mei jl. De behandeling in de openbare vergadering van het Euro pese Parlement was degelijk voorbereid door de genoemde economische en monetaire commissie, waarvoor als rap porteur optrad de Nederlander mr. W. Scholten, oud-staats secretaris van Financiën en thans lid van onze Tweede Kamer en van het Europese Parlement. Het Europese Parlement heeft op basis van het bedoeld rapport geadviseerd tot enige niet onbelangrijke wijzigin gen in het voorstel van de Europese Commissie. Deze zul len wij in dit artikel bespreken. Daarna zullen wij iets ver tellen over de behandeling in het Europese Parlement, waarbij zowel van de zijde van het Parlement (mr. Schol ten) als van de Europese Commissie (hr. Spinelli) uitspra ken zijn gedaan, die de aandacht verdienen van alle coöpe ratieve banken in Europa. Deze zijn kort samengevat de navolgende: - Het Europese Parlement stelt voor ook de Postcheque kantoren onder de werking van de richtlijnen te brengen. De Europese Commissie had hiervoor een vrijstelling voor gesteld. - In de definitie van kredietinstellingen zou het verrichten van beleggingen moeten worden gelijkgesteld met het voor eigen rekening verlenen van kredieten. Het gevolg hiervan zou zijn, dat hypotheekbanken rechtstreeks onder het geharmoniseerde toezicht zouden komen te vallen. - Kredietinstellingen die aangesloten zijn bij een centraal orgaan. De Europese Commissie had voorgesteld, dat deze met bijkantoren kunnen worden gelijkgesteld, indien zij zijn aangesloten bij een centraal orgaan dat op grond van de nationale voorschriften het totaal van hun verplichtingen waarborgt. Het Europese Parlement wenst hiervoor te lezen: „Meer dere kredietinstellingen die onderling in een op grond van de nationale voorschriften goedgekeurde verhouding van aansprakelijkstelling staan kunnen met bijkantoren worden gelijk gesteld." - In een notitie hierover van de werkgroep Harmonisatie van de Europese Vereniging voor Coöperatieve Spaar- en Kredietbanken wordt opgemerkt, dat aangenomen moet worden, dat een dergelijke verhouding van aansprakelijk stelling kan voortvloeien uit de statuten van een Centrale Bank, die een deelneming kennen van de aangesloten ban ken in het aandelenkapitaal van een Centrale Bank met een aangekoppelde aansprakelijkstelling, die kan voortvloeien uit een volstortingsplicht of anderszins, dan wel uit een onderlinge waarborgverzekering. - Het uitstel van de toepassing van de richtlijn op bepaal de groepen of typen van kredietinstellingen. Volgens het wijzigingsvoorstel van het Europese Parlement zou een verder uitstel voor een periode van telkens 2 jaar slechts kunnen worden verleend met instemming van het in te stellen Contactcomité, waarin zijn opgenomen verte genwoordigers van de Economische Commissie en van de nationale organen van wettelijk toezicht op het bankwezen (van ieder ten hoogste twee). - Wat betreft de procedure voor het verlenen of weigeren van een vergunning om als kredietinstelling op te treden

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 10