wob
wob
4
de nationale grenzen overschreden kunnen
worden.
Onze organisatie heeft met dezelfde fac
toren te maken als andere banken. Wij
hebben dit op verkleinde schaal al gezien
toen reeds ver vóór de fusie tussen de
beide organisaties, er in de oude organi
saties fusies voorkwamen tussen lokale
banken. Het samengaan van die organisa
ties, lag geheel in de rede toen wij tot de
huidige, ene Rabobankorganisatie kwamen.
Door de overneming van Mees Hope
door de Algemene Bank Nederland is de
Rabobankorganisatie verdreven uit haar
positie van grootste bankinstelling in ons
land, gemeten naar het balanstotaal.
Echter, grootte om de grootte is voor ons
nimmer een doel op zichzelf geweest en
zal dat ook nooit worden. Wat wij nastre
ven is een evenwichtige ontwikkeling waar
in de belangen binnen de organisatie en
tegenover onze cliënten zo goed mogelijk
worden gediend. Door onze fusie van een
aantal jaren geleden hebben wij in grootte
een enorme sprong gemaakt, maar als we
bedenken, dat dit een samenbundeling was
van twee geheel gelijkgestemde zuster
instellingen, die elkaar altijd als zodanig
beschouwden, dan mogen wij zeggen, dat
onze organisatie op eigen kracht en van
binnenuit groot geworden is. Wij vertrou
wen er op, dat we ook voor de toekomst
aan dezelfde innerlijke krachten als in het
verleden golden, het elan mogen ontlenen
om onze positie te handhaven en waar mo
gelijk en gewenst te versterken.
EEN MINISTER ANALYSEERT
Het was een goede rede, die minister Van
der Stee de vorige maand hield op een
openbare vergadering van de Nationale
Coöperatieve Raad voor Land- en Tuinbouw.
Hij sprak tegen de achtergrond van de
sterkste economische achteruitgang, die
wij thans sinds de depressie van de dertiger
jaren beleven.
De perspectieven van ons bedrijfsleven, en
in het bijzonder van de agrarische handel
en industrie het onderwerp van zijn rede
leverden, zoals hij zei, momenteel geen
al te optimistisch beeld op.
De minister heeft niet geaarzeld enkele
dingen bij hun naam te noemen.
Wij willen er niet over twisten of dit van
overheidswege niet reeds veel eerder had
moeten gebeuren; wij zijn blij dat deze mi
nister dit een week voor Prinsjesdag
gedaan heeft.
De minister en naar wij vertrouwen het
hele kabinet is ernstig bezorgd over de
toenemende verzwakking van het financiële
weerstandsvermogen en de slinkende in
vesteringsbereidheid van de individuele be
drijven. Hier zijn kritieke grenzen bereikt.
De coöperatieve voedselindustrie heeft in
wezen deze zelfde moeilijkheden als het
overige bedrijfsleven, al is haar weer
standsvermogen waarschijnlijk groter door
de nauwe betrokkenheid van de agrariër.
Om in de grote behoefte aan risicodragend
kapitaal te voorzien, kondigde de bewinds
man aan, dat de regering zich spoedig zal
uitspreken over de mogelijkheid door de
overheid gegarandeerde „achtergestelde
leningen" te verstrekken.
Hierop is ook door ons reeds enkele malen
aangedrongen. Dit middel eerder een
pijnstillend dan een geneesmiddel, zei de
minister kan geëigend zijn om potentieel
levenskrachtige bedrijven in moeilijke tijden
over de drempel heen te helpen.
Dringende noodzaak is met name een her
stel van de rendementen in het bedrijfs
leven. Daarop moet, volgens de minister,
het overheidsbeleid gericht zijn.
Essentieel is een beperking van de stijging
van het loonkostenniveau.
Politiek gezien ligt dat uiterst moeilijk, maar
de minister zag het als een noodzakelijke
opgave. Hij meende verder, dat het indus
triebeleid de komende jaren grote aan
dacht verdient en dat met name getracht
moet worden om de zwakke sectoren weer
een gezonde basis te geven. Wat de voe
dingsmiddelenindustrie als geheel betreft
voorziet de minister dat deze ook op lan
gere termijn een belangrijke rol in onze
economie zal spelen; zij neemt een sterke
positie in.
Dit neemt niet weg, dat ook die voedings
middelenindustrie momenteel en in de toe
komst de gevolgen van de algemene terug
slag zal ervaren. De binnenlandse afzet zal
nog enige ruimte voor groei vertonen, maar
deze blijft beperkt.
„Een mens heeft maar één maag te vullen,
maar ook niet minder dan één maag".
Dat is tegelijk de kracht en de beperking
van de voedselindustrie. Het is een „trage
groeier". Alleen de export biedt grotere
groeikansen. Dat hebben de laatste jaren
bewezen. De buitenlandse afzet is echter
ook veel grilliger.
Met name voor die afzet in het buitenland
is er thans weinig reden tot optimisme. De
koopkracht daalt, ook van energie- en
grondstoffen-exporterende landen mag
Minister Van der Stee tijdens de NCR-
bijeenkomst in gesprek met de heren Ver-
hage, Luitjens en Mertens.
geen grote vraag verwacht worden. Door
de kostenontwikkeling en de opwaardering
van de gulden is onze concurrentiepositie
verzwakt (hamexport naar de USA!) en de
vrijheid in het handelsverkeer wordt er niet
beter op.
Geen riante vooruitzichten dus. Maar er is
ook geen reden tot moedeloosheid.
De minister pleitte terecht voor een goede
exportstrategie, waarvoor onze eigen
sterke punten ons alle kansen bieden: onze
know-how, onze hoog gekwalificeerde pro-
dukten bestaande, of nieuw te ontwikke
len. Voor zo'n strategie is samenwerking
op de exportmarkten nodig en eventueel
nieuwe aangepaste organisatievormen, die
b.v. tot joint-ventures kunnen leiden.
Hiermee wees de minister de weg naar een
goede aanpak. Ook voor ons als bank ligt
hier een taak. De versterkte aandacht, die
wij aan ons eigen buitenlandse bedrijf in de
laatste jaren gegeven hebben, toont dat wij
op deze ontwikkeling niet onvoorbereid
zijn. Wij zullen onze ervaring en relaties
gaarne in het kader van zo'n exportstrate
gie ter beschikking stellen.
Inderdaad, al zijn er zorgen, ook in de voe
dingsmiddelenindustrie, laten we zoals
de minister zei de positieve punten uit
buiten: „een recessie kunnen we elkaar
aanpraten, maar we kunnen ons er ook
tegen afzetten".
UITGESTOKEN HAND
Dat de Staatssecretaris van Economische
Zaken overweegt bij de door de overheid
gegarandeerde kredietverlening ook andere
banken dan de NMB in te schakelen, heb
ben wij in ons vorige nummer reeds met
instemming vermeld.