3 te eenheden, die ieder het hele terrein van het bankwezen en de daaraan verwante gebieden bestrijken kan een gevoel van gemis geven, het lijkt alles zo onpersoon lijk te worden. Ook hoort men wel beducht heid uitspreken voor de grote machtscon centratie, die door al die fusies plaatsvin den. Wij willen de beduchtheid niet bagatellise ren. Het is een kant van de zaak, waarop we in de democratische samenleving, die we voorstaan, steeds bedacht moeten zijn. Er zijn echter twee overwegingen, die ons doen menen, dat van een excessieve machtsconcentratie in de huidige omstan digheden geen sprake is. De eerste is, dat het fusiepatroon, hetwelk zich in het re cente verleden voor ons afgetekend heeft, beslist niet ontsproten is aan een streven naar macht. Daar zat niet achter de wens om nu eens even de financiële economie van een land of regio - waar ook in de wereld gelegen - helemaal naar de hand van zijn bank te willen zetten. De oorzaak lag en ligt in de omstandigheid, dat het leven zelf veel ingewikkelder is geworden, de behoeften van de cliënten al gescha- keerder, de diensten op massaficatie moe ten worden afgestemd en de risico's van het bankbedrijf sterk worden vergroot. De kosten stegen enorm, terwijl tegelijkertijd aan de soliditeit van de banken zeer hoge eisen gesteld werden. Al deze factoren, die op elkaar inwerkten en die, al ontstonden ze niet gelijktijdig, toch gezamenlijk een duidelijk beeld vormden, werkten er toe mee, dat in vele gevallen grotere eenheden een bedrijfseconomische noodzaak wer den. Alleen op die wijze kon een bankin stelling zich gezond verder ontplooien en de moderne cliënt bieden wat hij van de bank verwacht. De andere overweging is, dat ondanks de concentratie, die in het bankwezen plaats vindt de concurrentie onverminderd is. De ze is, integendeel, door al die fusies aan gewakkerd en men kan met enige reden de wedstrijd tussen de banken soms zelfs te fel vinden. Het is er - gelukkig - ver vandaan dat „de bankmacht" zich in han den van een zeer kleine groep bevindt. Hoe het bankpatroon in ons land zich verder zal ontwikkelen, is een interessante vraag. Wij wagen te bewijfelen of het nu, na de laatste fusies, al volledig gestabili seerd is. In een verdere toekomst van Europese ontwikkeling moet zeker reke ning worden gehouden met fusies waarbij Het in de organisatie brengen van het rap port van de Structuurcommissie, waaraan ik enkele maanden terug in deze kolom enige aandacht gat en de aankondiging van een interne reorganisatie van de top structuur van de Centrale Bank gaven mij aanleiding om weer eens enkele jaren te rug te kijken. Ik dacht toen aan september 1970, toen het lusievoornemen tussen de toen bestaande centrales van coöperatieve banken werd aangekondigd. Deze aankon diging is door velen in den lande in en bui ten onze organisatie heel goed opgenomen. Op de dag van de aankondiging merkte ik al dat vooral onder medewerkers van de Centrale Bank en van plaatselijke banken ook schriketfecten waren teweeggebracht. Wanneer men zich de situatie van vóór 1970 herinnert zal dat geen verwondering wekken. Na die aankondiging hebben velen van ons jaren van grote inspanning en van grote spanning over ons heen zien komen. Voordat het voornemen bekrachtigd en verwezenlijkt kon worden moest er aan dacht worden gegeven aan moeilijke orga nisatorische problemen (Commissie van 18) en aan een moeilijke harmonisering van de interne structuur van de Centrale Bank met alle gevolgen voor betrokkenen. De harmonisatie van de arbeidsvoorwaar den (Commissie van 24) was daarbij naar mijn smaak nog niet het moeilijkste. Wij moesten één bedrijf doen groeien uit twee bestaande bedrijven, die alle denkbare doublures vertoonden. Adviezen van bui tenaf zijn daarbij zeer waardevol geweest. Wij wisten dat het verloop van de tijd ons zou helpen over problemen, die door nood zakelijke oplossingen werden geschapen, heen te groeien. Dit is in belangrijke mate gelukt. Bij de aangesloten banken moest ook bezinning plaatsvinden, ook al in ver band met samenwerkingsvormen en fusies op plaatselijk niveau. Ook hierin zijn wij in deze paar jaren een heel eind verder ge komen, al is wel gebleken dat ook hier tijd nodig is om tot bevredigende oplossingen te komen. Dit alles betekende wel dat allen die bij het werk van onze organisatie betrokken zijn, zich aan een nieuwe situatie hebben moeten aanpassen. Het geldt voor mede werkers van de Centrale Bank en van de plaatselijke banken. In niet onbelangrijke mate geldt het ook voor leden van be stuurscolleges van onze plaatselijke ban ken. Maar het zijn toch in het bijzonder moeilijke jaren geweest voor vele perso neelsleden in de gehele organisatie. Naar mijn mening mogen wij zeggen dat wij er in een betrekkelijk korte tijd in geslaagd zijn niet alleen de nieuwe organisatie op papier op te bouwen, maar deze ook in feite te verwezenlijken. Wanneer ik be denk hoe wij in de eerste jaren met pari tair samengestelde commissies allerlei problemen te lijt gingen - problemen die toen bijzonder moeilijk leken - dan kunnen wij nu zeggen dat dat ook door de betrok ken medewerkers al weer in belangrijke mate vergeten is. Wanneer ik zo al en toe eens om mij heen kijk om menselijke ver houdingen tussen de medewerkers gade te slaan, dan verheug ik mij er vaak over dat blijkt dat vriendschappelijke verhoudingen zijn gegroeid. Dit is uitermate belangrijk. Wanneer ik dan in vergaderingen ben met vertegenwoordigers van aangesloten ban ken, dan dringt het steeds sterker tot mij door dat men verschillen in afkomst in be langrijke mate vergeet. Het laatste is nog niet overal zo; vandaar dat ik hiervóór tot uitdrukking bracht dat alles tijd nodig heeft. Ik geloof te mogen zeggen dat wij met z'n allen op alle niveaus een heel eind gevorderd zijn. En nu komt er na een zo betrekkelijk korte tijd een rapport van een structuurcommis sie, dat heel wat meer inhoudt dan het gladstrijken van de plooien in de organi satorische regels, die uit de fusievoorbe reiding waren overgebleven. Haast tege lijkertijd komt er een aankondiging over de topstructuur van de Centrale Bank. Het laatste zal geen belangrijke gevolgen heb ben in de samenwerking tussen aangeslo ten banken en Centrale Bank, maar vereist desondanks toch aandacht. Wij zijn na de fusie veel groter geworden en het hele tusiegebeuren heeft ons dieper doen nadenken over onze structuur, over onze doelstelling en over de wijze waarop wij onze taak onder steeds moeilijker wor dende omstandigheden kunnen blijven ver vullen. Toen de Structuurcommissie zich zette aan de problemen die uit het lusie- gebeuren waren overgebleven, bleken de leden van die commissie zich dat al in de eerste gedachtenwisseling te realiseren. De interne structuur van de Centrale Bank is onder moeilijke omstandigheden tot stand gebracht. Het zal zelden voorkomen dat een samenwerking, die leidt tot een fu sie van twee bedrijven, zulke gelijksoortige en gelijkvormige bedrijven omvat. Wij wer ken nu enkele jaren in die nieuwe structuur en ik geloof te mogen zeggen dat in zijn algemeenheid deze ook voldoet. Toch acht ik het een verstandig beleid dat enige tijd geleden besloten is de structuur van de Centrale Bank, in het bijzonder de top structuur, opnieuw te bezien. Mijn voor naamste reden om deze mening naar vo ren te brengen is, dat wij vijf jaren achter ons hebben, waarin wij snel vooruit moes ten en echt iedere dag weer iets moesten doen. Zo'n periode brengt het gevaar mee dat men onvoldoende tijd neemt om over de toekomst van de organisatie in een zich snel ontwikkelende maatschappij grondig na te denken. De belangrijkste wijziging in de nieuwe topstructuur is, dat het presidium de verantwoordelijkheid krijgt voor de beleidsvoorbereiding en de beleidsvorming, waarvoor uiteraard be sluitvorming van raad van beheer en hoofd directie noodzakelijk blijft. Daartoe is het presidium onder meer uitgerust met be- leidsvoorbereidende stafgroepen, die in aantal mensen klein gehouden zullen wor den, maar die in nauw contact met de werkers in het veld alles moeten doen om beleid en toekomstig beleid alle aandacht te doen hebben. Dit is wel de meest be langrijke wijziging. Naar mijn opvatting zal de gehele organisatie daarvan in de toe komst profijten trekken. Ik wil daarmede niet zeggen dat dit de laatste wijziging zal zijn. In een snel veranderende maatschap pij moet men zich regelmatig aanpassen en in tegenstelling tot de jaren van het tusiegebeuren kunnen wij dat nu in alle rust doen. Rust, die gefundeerd is op gron dig overleg door de hele organisatie heen. A. J. Verhage

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 5