37 leenbanken elders werden genoemd), want in 1904 spoorde de voorzitter de algemene vergadering aan om hun overtollig geld niet te brengen naar de Rijkspostspaarbank maar naar de boerenleenbank „omrede de winst in Boekei blijft en van de Rijksbank maar een luttel" en men moet de algemene vergadering maar houden op zondag na de Heilige Familie want „Zondags dat kan nog iets maar in de werkendagen komt er nog minder dan nu hier". Voor volijverige bestuurders om moedeloos onder te worden. En dus hield in 1909 de heer Deckers, hoofdinspecteur, maar weer eens een dui delijke en breedvoerige rede waarin de boerenbondsleden die nog geen lid waren van de boerenleenbank flink de wind van voren kregen. Het doel, waaraan men zich niet mag ont trekken, is immers den braven oppassen- den boer te helpen en het is even waar dat „ten bewijzen dat een boerenleenbank so- lied en deugdelijk is, wordt door de ge- heele geestelijkheid eenparig getoond en bewezen, ja zelfs de Hooge Regeering die jaarlijks een flinke som geld disponibel steld als subsidie (Die flinke som bestond uit 75,oprich tingskosten voor elke nieuwe boerenleen bank.) In 1911 opnieuw een rede in schone en breedvoerige bewoordingen. Boekelsen laten zich echter niet gemakke lijk ompraten. Weer in 1913 vroeg de voor zitter na de zoveelste uitvoerige rede over het nut enz. enz. enz.die lui welke op de vergadering aanwezig zijn en nog geen lid van de bank waren (wat deden ze dan ter vergadering vraagt Tb. zich af), dat nu toch maar eens te worden". Resultaat: Vier exemplaren gevangen. Alhoewel in 1915 de Eerwaarde Adviseur de leden van drempelvrees probeerde af te helpen, want „Beter is het om geld te leenen zoowel voor goede als voor de minder gefortuneerden, als zijn vee gebrek te laten lijden blijft het vergaderbezoek zo mager dat de brave aanwezige leden in de algemene vergadering van 1920 beslui ten om verzuimen met 0,50 te beboeten. Er moest nu maar eens krachtdadig worden opgetreden! Het hielp allemaal niets. Dus in 1924 maar weer eens geprobeerd met een rede door hoofdinspecteur Verbeeten over de solidi teit en dat men maar niet ongerust behoef de te worden over den tegenwoordigen cri sis met de Hanzebank omdat de Centrale Bank zich daar ook geen zorgen over maakt. Aan de geschetste sombere toestand kwam een gelukkig eind (tenminste voorlopig) toen op 22 mei 1928 een groot feest werd gehouden vanwege het 25-jarig jubileum, met een Heilige Mis, broodmaaltijd, worst broodjes, bier en sigaren en een feestrede door de heer Verbeeten welke meer dan een uur duurde en toch met onverminderde aandacht werd aangehoord. Dit uithoudingsvermogen van beide kanten werd besloten met een luidkeels „Lang zal hij leven". „Daarop werd nog meninge „spiets" afge stoken zoodat de verdere uren door een ieder met voldoening werden doorge bracht." Das was allemaal heel vreugdevol, maar nu wil Tb. u ook nog kennis laten ma ken met Driekus Timmer en Dorus Prop, waarvan het volgende verhaald wordt: DRIEKUS TIMMER Driekus was kerkmeester en hield de toren klok bij als ze niet goed liep. Als kerkmees ter kreeg hij na 50 jaren de pauselijke onder scheiding „Pro Ecclesia et Pontitice"Over zijn klokbeleid heelt pastoor De Raad eens gezegd: „De klok zou goed lopen als Driekus er maar af bleef". In de oorlog verbouwde hij voor zichzelf en pastoor De Raad tabak, die er een dankbaar gebruik van maakte. DORUSPROP Wanneer een boer op zijn veld een schop, riek of ander gereedschap miste, ging hij naar Dorus Prop en vroeg hem of hij het misschien gevonden had. „Ja"zei Dorus dan, „ik zag die schop staan en dacht: ik zal ze gauw meenemen, anders wordt ie nog weggehaald." Dorus gaf zijn buit altijd terug.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 39