19 trekkingsrechten op het Internationale Mo netaire Fonds (Special Drawing Rights) in te voeren. Deze SDR's zijn zelf geen geld, maar kunnen worden omgezet in inwissel bare valuta's, leder deelnemend land heeft een bedrag aan trekkingsrechten ontvan gen, afhankelijk van de grootte van zijn quotum bij het Internationale Monetaire Fonds en moet tot twee maal dit bedrag SDR's accepteren uit het buitenland. Voor de jaren 1970-1974 is voor $10 mil jard SDR's gecreëerd. ad d. De gewone trekkingsrechten op het Internationale Monetaire Fonds zijn met het Fonds overeengekomen kredietfaciliteiten, voor zover zij niet vallen onder de goud tranche. Indien nu het bezit van het Fonds aan een bepaalde valuta groter wordt dan 100 °/o van het quotum van dat land, spreekt men van gewone trekkingsrechten. Voor waarde tot kredietverlening is onder andere dat het valutabezit van het Fonds niet meer mag zijn dan 200% van het quotum. ad e. Bepaalde valuta worden door alle landen graag geaccepteerd. Dit waren oor spronkelijk de Amerikaanse dollar en het Engelse pond, de sleutelvaluta's waarop het IMF-stelsel baseerde. Door het opheffen van de convertibiliteit van deze valuta's (de in wisselbaarheid in goud) verloren deze valu ta's in 1971 deze functie. Nu zijn naast deze valuta's de Duitse mark, de gulden, de Fran se en Zwitserse frank graag geziene reser vemedia. Het overgrote deel van de mone taire reserves wordt echter nog steeds in dollars aangehouden. Tot slot geven wij nog een overzicht van de samenstelling en ontwikkeling van de inter nationale liquiditeitenmassa per ultimo 1954, 1964 en 1974. De bedragen luiden in miljarden dollars. Als metselaars de bakstenen, zo hanteren ze in Fort Knox, Kentucky, de baren goud. Kort voor het ter perse gaan van dit num mer, zijn meer bijzonderheden over het IMF-goudakkoord bekend geworden, dat vérstrekkende gevolgen kan hebben voor de ontwikkeling van het internationale mo netaire systeem. Over de uitwerking hier van ten aanzien van onder andere de gro tere rol van de bijzondere trekkingsrechten, de uiteindelijke betekenis van het goud als betaalmiddel, de gevolgen voor de ontwik kelingslanden en de herverdeling van de stemrechten binnen het IMF zullen wij in het volgende nummer van de Rabobank nader terugkomen. 1954 1964 1974 Goud en goudtranches 34,9 40,9 42,8 Bijzondere trekkingsrechten IMF 10,6 Gewone trekkingsrechten IMF 1,8 4,2 10,5 Deviezen 16,7 23,9 152,5 (waarvan U.S. dollars) (7,5) (15,8) (74,7) (waarvan pond sterling) (7,6) (7,1) (10,9) Totaal 53,4 69,0 216,4

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 21