13 aandacht voor lage en hoge inkomens grondbeleid zal waarschijnlijk enige moeite hebben om de Tweede Kamer duidelijk te maken dat haar voorstel logisch voort vloeit uit haar totale visie op de inkomensontwikkeling. Over de concrete voorstellen voor de sociale verzekering is weinig in de rijksbegroting te vinden. Minister Boersma, die in een bijeenkomst in Hardenberg de situatie in de landbouw „beroerd" noemde, heeft wel gezegd dat hij de minimum-invorderingsgrens van de premies voor volks verzekeringen voor zelfstandigen aanzienlijk wil verhogen. Dat zal op 1 januari aanstaande gebeuren, maar in welke mate is nog niet bekend. Deze grens ligt nu zo laag (2.400 gulden) dat elke redelijke verhoging op de term „aanzien lijk" aanspraak kan maken. regering zich niet aan becijferingen, die aangeven waarom de aftrek precies 1.200 gulden zou moeten zijn. Dit bete kent ook dat de regering weinig verweer heeft tegen de overtuiging welke in de Tweede Kamer is gegroeid dat de 1.200 gulden te weinig is. Het bedrijfsleven heeft het gevoel gehouden dat ook 1.600 gulden te gering is. Een op cijfers gebaseerde discussie is pas mogelijk wanneer alle aspec ten zijn doorgelicht en ook de fiscale complicaties van een ander winstbegrip zijn blootgelegd. De wijziging van de fiscale oudedagsreserve welke de re gering voorstelt is bepaald ingewikkeld. In plaats van de 10% welke van het inkomen in 1975 voor de oudedag on belast in het bedrijf gereserveerd mag worden, stelt de regering nu 11V2 °/o voor tot een inkomen van 30.000 gul den; voor het meerdere inkomen geldt weer 10%. De la gere inkomens hebben hiermede een voordeel, al is uit de aard der zaak de fiscale besparing bij deze inkomens rubriek niet zo omvangrijk als bij de hogere inkomens. De regering heeft echter ook aan de hogere inkomens gedacht. Door een verhoging van de vrijstelling van 6.000 gulden tot 9.858 gulden zal de oudedagsreserve pas een maximum bereiken bij een inkomen van 94.000 gulden. Het Landbouwschap wilde dit laatste reeds op 40.000 gulden leggen en het percentage op 15% stellen. De regering In de Troonrede wordt ook het grondbeleid genoemd. Vlak voor de vakantie liet het Kabinet weten dat er overeen stemming werd bereikt over dit politiek geladen onder werp. Terwijl in de twee voorgaande Troonredes werd ver meld dat „in dit zittingsjaar" een voorstel zou worden in gediend zonder dat deze toezegging waar werd gemaakt, is de jongste Troonrede concreter. Toch waren er vlak voor Prinsjesdag nog persberichten over verdere vertra ging. Vanuit de landbouw worden de aangekondigde wij zigingen in het grondbeleid met wantrouwen tegemoet gezien. De Minister van Landbouw stelt nadrukkelijk in zijn Memorie van Toelichting dat hij er niet de eerste verant woordelijkheid voor draagt. Het Kabinet wil, blijkens haar programma, de speculatie tegengaan die tracht te profiteren van de waardestijging ten gevolge van overheidsingrijpen, in casu het bestemmen van grond voor bebouwing. Het eerste middel dat nu daarvoor in de maak is, namelijk het voorkeursrecht voor gemeenten, stuit nog op de minste weerstand. Het voorkeursrecht zou de gemeenten de kans geven om gronden die voor verkoop worden aangeboden het eerst te kopen. Dit recht verplicht de verkoper en de gemeente tot niets maar wanneer de gemeente niet koopt dan is de grondeigenaar voorlopig vrij tot verkoop aan een ander. De gemeente zou op deze manier de kans krij gen om een speculant vóór te zijn in gebieden waar slechts woningbouw of industrievestiging plaatsvindt. Hiertegen worden weinig bezwaren aangevoerd, zij het dat sommigen vinden dat in de tegenwoordige tijd een voortvarende ge meente zich niet de kaas van het brood laat eten en zelf tijdig grond aankoopt. Volgens de Troonrede zal het voorkeursrecht alleen aan gemeenten worden toegekend. Er zijn ook voorstanders van het toekennen van dit recht aan andere overheidslichamen, waarbij het Tweede Kamerlid ir. Voortman de Grondbank op het oog heeft. De Grondbank zou daarvoor wel moeten worden voorzien van een bredere doelstelling dan op het ogenblik het geval is. Het invoeren van een nieuwe waardebepaling roept meer tegenstellingen op dan het voorkeursrecht voor gemeen ten. De Troonrede noemt evenals het Regeringsprogramma, de gebruikswaarde welke als grondslag voor onteigening zou moeten dienen. Voordat een verantwoord oordeel uit gesproken kan worden, zal een omschrijving van het begrip „gebruikswaarde" gegeven moeten worden. Letterlijk zal men deze term niet moeten nemen, want er is geen objec tieve en een eenduidige calculatie op te stellen voor de waarde van grond bij een bepaald gebruik. Er zal onge twijfeld een marktprijs van grond als uitgangspunt geno- De meewerkende vrouw en het deel van de winst

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 15