10
gezonde economie
inkomen naar arbeidsinkomen. Illustratief
hiervoor is de stijging van de gecorrigeer
de arbeidsinkomensquote van bedrijven
van 71,5 in 1960 tot 95,5 in dit jaar. In
sociaal en in economisch opzicht heeft dit
geleid tot ernstige verstoringen. Men kan
het er over eens worden dat inkomensver
schillen in de personele sfeer aan zekere
grenzen dienen te zijn gebonden. Om dit
doel te bereiken werken verschuivingen in
de categoriale inkomensverhoudingen ech
ter te grof.
De structurele daling van de rendementen
op gespaard en geïnvesteerd vermogen die
als tegenhanger van de stijging van de
arbeidsinkomensquote sedert het begin van
de zestiger jaren heeft plaats gehad, heeft
niet gezorgd voor een afroming van uit
wassen. De nationale kapitaalgoederen
voorraad en het hieraan toe te rekenen
inkomen vallen niet toe aan slechts enkele
welgestelden. Een groot deel van de natio
nale kapitaalgoederenvoorraad is collec
tief bezit (overheid en sociale fondsen), de
spaartegoeden bij het bankwezen staan
voor de overgrote meerderheid ten name
van mensen met zeker niet de ruimste
portemonnaie, de pensioen- en overige
verzekeringsfondsen beheren kapitalen die
niet aan slechts enkelen zijn toe te reke
nen, honderdduizenden kleine zelfstandi
gen hebben moeizaam een vermogentje
opgebouwd dat zij in hun bedrijf hebben
geïnvesteerd. Hier komt bij dat een ont
wikkeling die gemiddeld leidt tot een
belangrijke aantasting van vermogens en
vermogensinkomsten, vooral de kleinere
vermogensbezitters treft, daar deze over
minder alternatieve beleggings- en inves
teringsmogelijkheden beschikken. Men
juicht een ontwikkeling toe met in gedachte
dat daarmee „het kapitaal" wordt aange
pakt en beseft niet dat juist de kleinere
vermogensbezitters zoals met name de
mensen die een spaartegoed hebben op
gebouwd en de kleinere zelfstandige on
dernemers het meest gedupeerd worden.
Dat is sociaal onrechtvaardig!
Iemand die geregeld iets van zijn inkomen
opzij heeft gelegd maakt geen aanspraak
op een beloning hiervoor louter als presta
tie voor het eigenaar zijn. Hij heeft afge
zien van onmiddellijke consumptie en daar
mee direct of indirect een bijdrage gele
verd tot de groei van de kapitaalgoederen
voorraad. Om de waarde hiervan op zijn
merites te beoordelen dient men te be
denken dat de voortdurend gestegen ar-
beidsproduktiviteit niets heeft te maken
met een toegenomen fysieke inspanning in
het produktieproces maar wel veel met
de uitbreiding van de menselijke macht
door inschakeling van machines. Uit eco
nomisch oogpunt heeft de verschuiving in
de categoriale inkomensverhoudingen ertoe
geleid dat de evenwichtige beloningsver
houding tussen arbeid en kapitaal is ver
broken.
De achterblijvende investeringsontwikke
ling waarmee we in Nederland sedert een
aantal jaren te maken hebben en waarbij
dan bovendien nog deze investeringen in
versterkte mate zijn gericht op vervanging
van arbeid door kapitaal, weerspiegelen
dat de factor arbeid zichzelf uit de markt
heeft geprijsd. Het komt in die situatie wat
vreemd over wanneer men dan als hoogste
wijsheid gaat pleiten voor een eerlijkere
verdeling van de beschikbare arbeids
plaatsen. Dit tekent in wezen alleen maar
een gebrek aan bereidheid om de oplos
sing die voorhanden ligt te accepteren.
De situatie waar we thans mee zitten is
niet gebaseerd op een vrije keus. Zij is ons
„overkomen". Waar de regering, de volks
vertegenwoordigers alsmede de werkge
vers- en werknemersvertegenwoordigingen
thans unaniem voor dienen in te staan is
dat een dergelijke situatie voor de toe
komst kan worden „voorkomen". Een plei
dooi voor herstel van de kapitaalrendemen
ten ten koste van de arbeidsinkomens en
de collectieve bestedingen komt in veel
opzichten weinig sympathiek over. Wan
neer echter duidelijk kan worden gemaakt
dat het hierbij niet gaat om een benadeling
van de massa ten gunste van een kleine
minderheid is reeds veel gewonnen. Een
bijdrage hiertoe kan betekenen dat over
eenstemming wordt bereikt over redelijke
grenzen in de sfeer van de personele in
komensverhoudingen. Daarmee kan objec-
tief gewaarborgd worden dat een herstel
van de kapitaalrendementen het strevèn
naar een verkleining van ongewenste in
komensverschillen niet in de weg hoeft te
staan.