uit de commissie - in de
organisatie
7
Ik was er in mijn vakantie even
helemaal uitgeraakt. Een ander land,
een ander leventje en een andere
gedachtenwereld. Je zou de rabobank-
organisatie met al zijn mooi's en minder
mooi's bijna vergeten.
Maar, net als zo velen, de eerste dag na
terugkomst, was ik er al weer behoorlijk in.
Dat kersverse rapport van de Structuur
commissie en een brief op mijn bureau van
de heer Klaij namen me als vanzelf weer in
die goeie, ouwe rabobanksteer op. Aan die
brief was ik niet helemaal onschuldig. Ik
herinnerde me, dat de heer Klaij en ik in
juni wat over dat rapport hadden gepraat.
Ik zei hem toen „schrijf er maar eens wat
over"! Een eigenlijke afspraak was het niet
en we hebben helemaal in het midden ge
laten wat hij zou schrijven.
Ik ben blij, dat we in dit nummer het artikel
van Klaij konden opnemen. Als men het
leest, is er al tijd en gelegenheid geweest
om de tanden in het rapport te zetten - de
één om het met meer of minder smaak te
verorberen, een ander om er de stukken uit
te scheuren; wie weet - maar de eigenlijke
behandeling zal nog nauwelijks in volle
gang zijn. Velen zal het dan ook welkom
zijn uit de mond van een lid van de Struc
tuurcommissie, de heer Klaij, te horen hoe
hij nou de totstandkoming van het rapport
en het werk in de commissie ervaren heeft.
Je twijfelt overigens wel even of je
nu al weer over het rapport moet
schrijven. Je weet nog niet welke
klank het onder onze banken oproept.
Weerklank of wanklank, dan wel een soort
mengsel van beide, wat dus zou betekenen
dat er ook z.g. gemengde gevoelens" be
staan. In die onzekerheid lijkt zwijgen goed
- laat het eerst maar eens betijen - en zou
schrijven misschien een verkeerd prikke
lende werking kunnen hebben.
Maar toch, die gedachtengang is niet juist.
Zelfs als er onder ons meningsverschillen
over het rapport blijken te bestaan, als er
- ik gebruik een modewoord - „verontrus
ting" wordt uitgesproken over de visie van
de commissie, wat geeft dat! Niemand
zal toch verwacht hebben dat zo'n rapport,
dat een aantal moeilijke en ingrijpende'
problemen behandeld, zo maar voetstoots
door iedereen wordt begrepen en aanvaard.
Met zwijgen schieten we niets op, zoals
iemand die het kan weten (niet de heer
Klaij) mij schreef. We moeten er over praten
en het zonodig uitpraten. Dat is in wezen
de hele zaak waar het om draait. Daar
vraagt de Structuurcommissie zeil om en
dat stond ook in de brief waarmee het
rapport door de Raad van Beheer van de
Centrale Bank aan onze organisatie werd
toegezonden.
Ondertussen betekent een goede be
handeling, dat we ons eerlijk en
objectief met het rapport moeten
bezig houden. Dat eerlijk zal wel lukken.
Niemand wil immers bewust het verkeerde
voor onze organisatie. Als je dat bedenkt,
kun je ook voor een andere mening dan de
jouwe heel goed waardering opbrengen.
Ook als iemand er eens wat overdreven
lekker tegen aangaat, is dat niet erg. Die
iemand moet zich zelf echter wel durven
afvragen ol hij een goede andere oplossing
weet. Kritiek en zelf-kritiek liggen nogal
eens met elkaar overhoop.
Met de objectiviteit zullen we het veel
moeilijker hebben. Toch proberen, want
het gaat om een paar belangrijke dingen.
Objectiviteit is voor ons - ik sluit me zelf
in - zo moeilijk, omdat we in onze denk
en werkwereld nu eenmaal aan bepaalde
dingen gewend zijn. Ze waren in het ver
leden goed, dus waarom zou je er van af
wijken? Een buitenstaander, die de hoofd
punten van het rapport zou kennen, maar
verder niets met onze organisatie te maken
heelt, zou er waarschijnlijk niets van be
grijpen, waarom we ons nog met overleg
druk maken. Hij zou zeggen: natuurlijk
moet er nu in deze tijd meer lijn in jullie
gemeenschappelijk beleid komen. Welnu,
doe dat dan en zet de hele zaak maar even
grondig, efficiënt volgens een strak schema
op-
Zo iets willen wij nu juist niet. Alleen reeds
omdat we onze coöperatieve grondslag
voor onze banken willen handhaven - zie
de Inleiding van het rapport. Het impliceert,
dat we langs de weg van overleg en samen
werking verder willen. Geen doordrammen,
maar overpratenen uitpratenMaar,
zeg ik, er mag onder ons ook wel wat ge
durfd worden. Er mag in een rapport wel
overwogen voor een andere aanpak op
belangrijke punten gekozen worden. Zo'n
rapport hebben we nu.
Een ander verhaal is dan - en dat
gaat nu spelen - hoe we tegenover
zo'n rapport staan. Dat is nog hele
maal een open vraag, want noch de Raad
van Beheer, noch onze organisatie in de
breedte - de Centrale Kringvergadering -
heelt zich er over uitgesproken. Dat zullen
ze, de een voor de ander na, wel doen in
de toekomst. Wat er te voorschijn komt
weet ik niet. Maar hoe dan ook, de afloop
moet goed zijn, ieder zal de uitkomst
loyaal moeten aanvaarden, onverschillig of
dat rapport er nu ongeschonden doorkomt
of niet.
Voor het zo ver is, moet echter de mening
gevormd worden. Een taak voor ieder, die
wat met die mooie overlegstructuur van
onze organisatie te maken heeft. Laten we
er tegen aangaan in goede sfeer en met
een zo groot mogelijke objectiviteit. En dat
is (volgens Van Dale): zonder ons te veel
door eigen vooroordelen of gevoelens te
laten beïnvloeden.
J.R.H.