wat ons bezig houdt 2 Weer neemt een zeer verdienstelijk man uit de top van onze organisatie afscheid. In 1973 waren het de heren Van Campen en Hudig, enkele maanden geleden de heer Van Lijnden van Sandenburg en thans drs. R. Manschot. De heer Manschot is de eerste, die onder de nieuwe regeling valt, welke regeling bepaalt, dat leden van de hoofddirectie op 62-jarige leeftijd met pensioen gaan. Velen, die de heer Manschot regelmatig ontmoeten in zijn werk of daarbuiten, zullen zich afvragen of het wel nodig, of het wel verstandig is, dat zo'n maatregel ook van toepassing is op de heer Manschot. Zijn gezondheid is immers goed, hij is zeer vitaal, heeft grote belangstelling voor onze organisatie, is deskundig en beschikt over een grote ervaring: het zijn evenzovele eigenschappen, die hem ook nu nog zeer geschikt doen zijn voor een functie als lid en vice-voorzitter van de hoofddirectie. Ongetwijfeld is dat zo, maar het is ondoenlijk om uitzonderingen te maken. Het getuigt van een grote realiteitszin, dat de heer Manschot de regeling, die voor de leden van de hoofddirectie is vastgesteld, con amore heeft aanvaard. Ook hij ervaart, dat de aanhoudende drukke werkzaamheden de zware verantwoordelijkheid en de voortdurende grote spanningen, die inhaerent zijn aan de functie van lid van de hoofddirectie, voor velen op latere leeftijd te zwaar worden. Het nadeel, dat zo'n maatregel dan voor iedereen geldt moet wel eens betreurd worden, maar moeLLoch gehandhaafd blijven. De heer Manschot heeft in onze organisatie vanaf 1958 een zeer belangrijke rol gespeeld. Hij was vooral de bankier. Hij hield met grote tact, maar ook met grote vastberadenheid de solvabiliteit en liquiditeit van de Centrale Bank en van de gehele organisatie, scherp in het oog. Zijn opvattingen en zienswijze ontmoetten wel eens tegenspraak. Dat kon in zijn positie ook niet anders. De maatregelen, die hij namens de Centrale Bank uiteenzette en verdedigde, waren voor de aangesloten banken niet altijd prettig, maar hij werd steeds gewaardeerd om zijn heldere, zakelijke en volstrekt objectieve wijze, waarop hij dat deed. Velen zullen het betreuren, dat de heer Manschot zijn functie neerlegt. Hij vertegenwoordigt voor velen als het ware een stuk zekerheid, een stuk soliditeit van onze bankorganisatie. Maar de heer Manschot heeft er mede voor gewerkt, dat die zekerheid en soliditeit niet in gevaar zouden komen met zijn aftreden. Tijdens de fusiebesprekingen en na het tot stand komen van de Rabobankorganisatie toonde de heer Manschot zich niet alleen een sterk voorstander van die ene Centrale Bank, maar tevens een bekwaam architect, die mede de lijnen aangaf, waarop de nieuwe organisatie in de praktijk op de meest doeltreffende wijze kon functioneren. Wij zijn de heer Manschot zeer dankbaar voor het vele, dat hij vroeger bij de Coöp. Centrale Raiffeisen-Bank en sinds de fusie bij onze Rabobank organisatie heeft verricht. Hij kan zich verzekerd weten van de grote erkentelijkheid van al diegenen, die op een of andere wijze met hem hebben samengewerkt. Wij wensen de heer Manschot nog vele goede jaren in beste gezondheid toe en gunnen hem van harte, dat hij zich zonder de vele zorgen, die zijn huidig werk meebracht, kan wijden aan zijn vele hobby's en liefhebberijen en daar veel genoegen in kan beleven. C. G. A. Mertens. DE LANGVERBEIDE DOORBRAAK IS GE KOMEN Een reeds lang slepende kwestie lijkt bin nenkort uit de wereld geholpen te worden. Het is de zaak van de monopoliepositie, die de Nederlandsche Middenstandsbank ge niet ten aanzien van de verstrekking van de door de overheid gegarandeerde kredieten voor het midden- en kleinbedrijf (aan te duiden als het M K). In deze kolommen is vele malen fel tegen deze monopoliepositie geopponeerd en is in het belang van het M K er voor gepleit om ten aanzien van de overheidsgarantie de deuren ook voor andere banken open te zetten. Jarenlang leken wij en anderen ech ter voor dovemans oren te spreken. Wij her inneren hier slechts aan de woorden, die de heer Mertens vorig jaar op onze Algemene Vergadering sprak. Toen zijn wij met onze eigen Bijzondere Middenstands Financie ringsregeling (de BMF) gekomen. Bijna in arren moede, zo zou men kunnen zeggen. Wij zijn blij, dat wij deze episode wellicht spoedig kunnen vergeten. De Staatssecre taris van Economische Zaken, de heer Th. M. Hazekamp, heeft eind juli per brief aan de Tweede Kamer medegedeeld, dat de regering voornemens is ook andere instan ties dan de NMB met de verstrekking van de garantiekredietverlening aan het M K te zullen belasten. Zijn argumenten daar voor spreken ons helemaal aan: de bijzon dere positie van de NMB levert bezwaren op van uit een oogpunt van de concurren tieverhoudingen en, vooral, het belang van het M K dient voorop te worden gesteld. Wie onze vroegere commentaren op het advies van de Commissie Reimer inzake Financieringsaangelegenheden M K ge lezen heeft, zal begrijpen, dat wij ons er over verheugen, dat de Staatssecretaris in dezen het advies van de commissie niet heeft opgevolgd. De Commissie Reimer wil de namelijk de bijzondere positie van de NMB onveranderd laten. Nu de barricade voor andere bankinstellin gen wordt opgeruimd, zal nader bekeken worden hoe dit in de praktijk uitgevoerd moet worden. Het overleg daarover tussen de staatssecretaris en het betrokken bank wezen is gaande. Gedacht wordt aan het oprichten van een tweede circuit, naast het bestaande van de NMB, voor de begeleiding en het beheer van de garantiekredieten die door andere banken dan de NMB worden verstrekt. Daarbij zouden beide circuits ge coördineerd kunnen worden door een Cen trale Beoordelingscommissie. Dit is in de geest van het advies, dat indertijd door een uit bankiers bestaande werkgroep, onder

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 4