37
licht met overheidsoekazes. Na de Vrede
van Munster vestigden zich vele klooster
lingen in Ravenstein en Megen waardoor
een katholieke enclave in de Nederlanden
ontstond. De „Berners" hebben thans hun
Norbertijnerabdij in Heeswijk waar een cen
trum van cultuur en wetenschap ontstond.
(U herinnert zich toch wel dat Pater Van den
Eisen aldaar rector was, de man die zich zo
zeer ingespannen heeft voor de ontwikke
ling van de Christelijke Boerenbond en dus
ook van de boerenleenbanken?)
Het principe van de onderlinge materiële
bijstand, gebaseerd op beginselen van
christelijke naastenliefde heeft, zoals be
kend, zeer velen de weg gewezen die ge
gaan moest worden om aan de gevolgen
van de landbouwcrisis in de laatste decen
nia van de 19e eeuw paal en perk te stellen.
Zo ook in Schaijk waar men op 7 januari
1898 na een inleiding door pastoor Te Win
kel, besloot een boerenleenbank op te rich
ten.
Immers „Geld verschaffen is niet voldoende
om de mistoestanden uit de weg te ruimen.
Credietbehoefte en woeker zijn slechts de
uitwendige tekenen van de nood. De oor
zaak ligt dieper. Zij bestaat hoofdzakelijk in
de ontkerstening der maatschappij".
De schroom bij het begin werd door burge
meester Hoefnagel afdoende teniet gedaan
doorzijn toezegging: „Beginnen! Als er geld
te kort is kunt ge op mij rekenen" waarbij
anderen niet achter wilden blijven.
De drempelvrees was blijkbaar in het begin
nog zeer groot zoals blijkt uit het volgende
historische verhaal (of kwam dit voort uit
een ingeboren wantrouwen waar het geld
zaken betrof?).
Hanneke kwam 's avonds uit 't dorp, waar
ze enige boodschappen had gedaan, en
ontmoette op haar terugweg drie mannen.
„Goeien avond, samen!", zei Hanneke. Tot
haar verbazing en schrik zwegen alle drie
als 't graf, doken in hun jassenkragen en
stapten haastig door.
Thuis vertelde Hanneke haar ontmoeting
aan d'ren Tinus, die, eveneens wantrouwig
geworden, buurman Hannes ging roepen
en samen trokken zij het dorp in.
In dien tijd werden er dikwijls vette var
kens gestolen.
Bij de pomp overlegden ze samen of ze de
veldwachter ook zouden waarschuwen,
toen de deur van het gemeentehuis open
ging en vier personen naar buiten kwamen.
Een van hen stapte in de richting van de
twee buurlui en toen hij hen gepasseerd
was, zie Hannes: „Da was „den B'ron"
(kassier Baron). „Kom mar vort, ik wiët al
genog".
In 1901 stelde deze kassier A. Baron (hoofd
van de school) voor, in het vervolg een jaar
salaris van 50,te mogen ontvangen.
Tot zijn begrijpelijke teleurstelling werd dit
verzoek door alle bestuurders eendrachtig
afgeketst. Zou hij ook daarom in 1901 reeds
zijn functie hebben neergelegd?
Zijn opvolger kreeg wèl 50,in 1905 „we
gens uitbreiding der administratie door het
invoeren van kwitantieboeken, door ver
dubbeling der in- en uitbetalingen, door het
bijhouden der verschillende notulen".
Bestuurders zijn ook maar mensen met dik
wijls praatgrage monden. Het bleek daarom
nodig in 1912 om het schenden van het
bankgeheim te beboeten met 25,— in
plaats van met het geringe bedrag van
f 10,-.
Het is droevig om het te bekennen maar
ook reeds in de pioniersjaren kwamen frau
des voor. Met het oog daarop verscheen
no. 21 van de „Mededeelingen" der Centrale
Bank waarin werd aangekondigd dat voor
schot- en spaarboekjes ook steekproefsge
wijze door de bestuurders bij de houders
aan huis gecontroleerd moesten worden.
Een vervolg daarop was dat „de controle
der boekjes bij betrokkenen aan huis zal
geschieden" omdat vele inleggers er be
zwaren tegen hadden dat allen op één dag
er mede naar het kantoor der Bank moes
ten komen".
Het was moeilijk vechten tegen het onder
linge wantrouwen der geachte leden en de
bestuurders kregen er wel een taak bij.
Enfin, het bankgeheim dacht men ook te
beschermen door de bepaling dat „De Kas
sier mag niet herbergier zijn en zijn zittin
gen niet houden in een huis waar herberg
is" want als de wijn is in de man is de wijs
heid in de kan.
Het jaar 1916 was, afgezien van de oorlog
waarover geen woord werd vuil gemaakt,
toch wel gewichtig. Er kwam een tweede
brandkast, op advies van den Adviseur ge
plaatst op stukken rails omdat houtblokken
door het vocht weldra zouden vergaan.
(Een van beide kasten werd in 1941 ver
kocht aan de Boerenleenbank Emmeloord
waar men er, gezien de schaarste, wel blij
mee geweest zal zijn.)
De absentie der leden op de algemene ver
gaderingen nam onrustbarende vormen aan.
In 1917 werd het boetepotje zelfs met 24 x
10 cents verrijkt.
Het betalen van deze boete was werkelijk
aan te bevelen want het huishoudelijk re
glement bepaalde dienaangaande:
„Alle kosten op de gerechtelijke of buiten
gerechtelijke invordering van deze boete
vallende, komen ten laste van het beboete
lid"!
Streng maar rechtvaardig.
Nadat de geitenfokvereeniging al enkele
malen profijt had getrokken van een winst
uitkering kwam in 1918 het Burgerlijk Arm
bestuur aan de beurt voor een gift van
200,80 „hetwelk een grooten schadepost
heeft gehad door het ongeluk op de Brob-
belbies" (Tot goed begrip diene dat Brob-
belbies de naam is van een plek waar een
vogelvrij verklaard rover zich tussen de
biezen van een ven verborg. Hij sprong ver
volgens in het brobbelende water. Van-
daér.)
Datzelfde bestuur kreeg uit de geldover-
vloed in de oorlogsjaren opnieuw een be
drag en nu van 214,49 „voor het weren van
een protestantsch gezin uit de gemeente".
Welke gewelddadigheden uit dit bedrag be
kostigd moesten worden is niet te lezen.
Wèl dat de vergadering met den gewonen
christelijken groet werd besloten.
Zo ging het vroeger, helaas niet alleen in
Schaijk.
Iets humoristischer is een bericht uit Reek,
waar vroeger een zelfstandige bank was die
nu bij Schaijk behoort en waarvan de eerste
kassier de goedlachse Tinuske van Gaste
ren was.
Zijn bank was officieel wekelijks enkele
uren open, maar als Tinus thuis was dan
hielp hij zijn klanten op elk tijdstip van de
dag.
Tinus en zijn zus bewerkten ook nog en
kele akkers land en in de herfst moesten
de aardappelen worden gerooid.
Een arbeider kwam dit werk doen maar
zag graag dat Tinus ook meehielp om de
vruchten der aarde bovengronds te bren
gen.
Maar dat zinde de kassier niet zo bar en
hij maakte een afspraak met zijn zuster:
„Zeg Betje, ge moet af en toe mar roepen
- dat er volk is!" Betje hield zich pront
aan haar opdracht. Om half tien galmde
haar schelle stem over het aardappelveld:
„Tinuss -... vollék 111"
„Gordokke"foeterde de bankdirecteur,
daar hedde 't al„Ze kunnen oe ok
geen uur rustig laten werken!"
Tinus stapte op huis aan, las zijn krantje,
dronk een kopje koffie en kwam tegen
half elf weer terug op het land met een
bakje troost voor zijn assistent-rooier.
Tinuss vollék 111" 't Was kwart over
elf.
,,'t Is krek of da ze 't erom doen. Ze weten
toch da 't van de middag zitting is."
Maar stiekum glunderend stak hij zijn riek
in de grond en kuierde weer huiswaarts.
Voor de middag kwam hij niet meer terug.
„Befje, da hedde 'n vandemergen goed af-
gebrocht", lachte Tinus.
Als dat nu nog zo zou gaan zouden ettelijke
stuur- en werkgroepen daar wel rap ver
andering in brengen.
Maar er liggen meer banken in Kring 38.
Een daarvan is Mill, waar het relaas van Tb
de volgende maal wordt voortgezet.