een kartel op zijn retour? 30 de organisatie van olie-exporterende landen (opec) dr. m. van den adel van zelfverdediging naar marktmacht status en lidmaatschap organisatiestructuur het tweeledige karakter De dertien leden van de „Organization of Petroleum Exporting Countries" (OPEC) worden op hun bijeenkomst eind deze maand met de vraag geconfronteerd de prijs voor ruwe olie al dan niet te verhogen. De toezegging voor de sinds het begin van dit jaar geldende vaste prijzen loopt deze maand af. De wereldwijde recessie, de zachte winter en de in een reeks van landen getroffen maatregelen voor de reductie van olieverbruik hebben de afzet van ruwe olie van deze landen drastisch doen achteruitgaan. Hierdoor zijn de inkomsten van de OPEC-landen in de eerste zes maanden van dit jaar tegenover het eerste halfjaar 1974 met meer dan 10 miljard ingekrompen. Als gevolg van deze ontwikkeling leenden de betrokken landen niet alleen 1.4 miljard op de internationale geldmarkten van crediteurlanden werden enkele nu debiteurlanden maar gaat het oliekartel steeds dui delijker zichtbaar scheuren vertonen. Incidenteel hebben verscheidene OPEC- landen reeds getracht door prijsverlaging hun olie te kunnen slijten op de westerse afzetmarkt. Alvorens op de scheuren en het mogelijke pleisterwerk in te gaan is het noodzakelijk de structuur van de OPEC nader te onder zoeken. Het besluit van de belangrijkste olie-expor terende landen een vereniging ter beharti ging van gemeenschappelijke belangen op te richten viel in 1960 nadat de internatio nale oliemaatschappijen in een kort tijds bestek twee keer de olieprijzen verlaagden. Deze prijspolitiek van de „internationals" die toen nog de produktie, vervoer, distri butie en verkoop van minerale oliën orga niseerden en controleerden, bracht toenter tijd vijf staten aan een tafel die tot dan nauwelijks gemeenschappelijke trekken ver toonden. Irak, Perzië, Koeweit, Saoedi- Arabië en Venezuela verschoven hun ideo logische en politieke verschillen naar de achtergrond om gemeenschappelijk te pro beren de voor hun minder ontwikkelde eco nomieën funeste prijsverlagingen de levensader van de staatsbudgets tegen te gaan. In den beginne was de OPEC dus een pure beschermingsorganisatie en niet een strijd middel tegen de internationale oliemaat schappijen. Dit blijkt ook duidelijk uit de oorspronkelijke statuten die ook nu nog geldig zijn. Daarin werd vastgelegd dat de voornaamste doelstellingen van de orga nisatie zijn: de coördinatie en harmonise ring van de aardoliepolitiek, de realisatie van individuele en gemeenschappelijke be langen, en de stabilisatie van de prijzen op de internationale oliemarkten om zodoende stabiele inkomsten voor de exporterende landen te verzekeren. Deze landen zouden dan meehelpen aan een efficiënte en eco nomisch aanvaardbare olievoorziening van de consumerende landen. Gedurende de zestiger jaren lukte het de OPEC-landen in toenemende mate op deze basis steeds betere voorwaarden voor de afgifte van olieconcessies te bereiken en daardoor hun inkomstenpositie voortdurend te verbeteren. Het keerpunt van deze (coöperatieve) handelwijze trad op in 1970, toen duidelijk werd dat het karakter van de oliemarkt was veranderd. Het vroegere over schot had plaats gemaakt voor een olie tekort, de kopersmarkt was een verkopers markt geworden. De olieverkopers konden in steeds sterkere mate de prijs dicteren. De beïnvloeding op het prijsvlak werd nog verhoogd door de overname van aandelen en de naasting van oliemaatschappijen door sommige olieproducerende staten. Met aanvankelijk een dreiging en later een daadwerkelijk olie-embargo werd in 1973 de metamorphose van belangengroep naar marktmacht afgerond. Een opmerkelijk feit is, dat de OPEC, die als een permanente intergouvernementele organisatie met een internationale status wordt gedefinieerd, noch commerciële transacties verricht noch over bepaalde middelen beschikt om genomen besluiten door te drukken. Het ledental van de OPEC is sinds de op richting meer dan verdubbeld. Reeds in 1961 sloot Katar zich bij de vijf oprichter- staten aan; 1962 volgde Libië en Indonesië; Abu Dhabi nu een deel van de Verenigde Arabische Emiraten kwam in 1967 erbij; in 1971 werden Algerije en Nigeria opge nomen en in 1973 werden Ecuador als vol ledig lid en Gabon als geassocieerd lid ge accepteerd. Het OPEC-verbond represen teert dus een dertiental landen, die geza menlijk 85% van de totale olie-export naar derde landen in zich verenigen. Structuur en werkwijze van de OPEC wordt door drie organen bepaald. Hoogste instan tie is de „Conferentie", de bijeenkomsten van de ministers van oliezaken. Hier worden de richtlijnen voor de te volgen politiek be paald en over de toelating van nieuwe leden alsmede voor eventuele statutaire verande ringen beslist. De „Raad van Gouverneurs", die eveneens uit vertegenwoordigers van de lidstaten wordt samengesteld, oefent toezicht uit op het omzetten in de praktijk van de door de „Conferentie" vastgelegde politiek. De Raad komt in de regel in Wenen bijeen, sinds 1965 zetel en actiecentrum van de OPEC. Voorheen kwam Genève deze eer toe, maar aangezien Zwitserland de organisatie slechts als een vertegenwoordiging van specifiek nationaal, en niet van algemeen internationaal belang beschouwde, werd de zetel overgeplaatst naar Oostenrijk, dat de ze intentie wel aanvaardde. Als executief orgaan treedt het Secretariaat op, dat on der leiding staat van een door de „Confe rentie" benoemde secretaris-generaal. Het Secretariaat telt vijf afdelingen admini stratie, economie, juridische vraagstukken, informatie en technisch advies Woordvoerders van de OPEC hebben steeds de nadruk gelegd op de economi sche functie van de organisatie, het con tactpunt tussen producent en consument. Aangezien echter zeven Arabische lidstaten gelijktijdig lid zijn van de organisatie van Arabische olie-exporterende landen (OAPEC), die in 1973 overging tot een olie boycot tegenover het merendeel van de in dustrielanden, is onder deze invloed het karakter van de organisatie veranderd. Olie wordt niet meer uitsluitend als een eco nomisch pressiemiddel maar eveneens als een politiek wapen beschouwd. Oorspronkelijk had de oprichting van de OAPEC (in 1968) tot doel het streven naar politiseren van het olievraagstuk van de kant van bepaalde landen te matigen. De toetreding van Egypte, Irak en Syrië in 1972 echter stimuleerde het politieke element van deze organisatie. Hoewel deze poli tieke koers niet door alle OPEC-lidstaten wordt ondersteund, hebben ook zij de wer- OPEC: Organization of Petroleum Exporting Countries Oprichting: 1960 Lidstaten: Perzië, Irak, Koeweit, Saoedi-Arabië Venezuela, Katar, Li bië, Indonesië, Verenigde Arabische Emiraten, Algerije, Nigeria, Ecuador. Geassocieerd lid: Gabon Zetel: Wenen Organen: Conferentie, Raad van Gou verneurs, Secretariaat

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 32