stabilisering overschotten hulpverlening kaanse bedrijven. Deze compenserende werking op de betalingsbalans van de EEG- landen mag zeker worden verwacht gezien de betekenis die de agrarische export heeft voor de betalingsbalans van de Verenigde Staten. Langs deze weg kan het mislukken van de Russische graanoogst nog een positieve in vloed hebben op de werkgelegenheid in de EEG-landen. Overigens mag uit het tegenvallen van de Russische graanoogst niet direct de conclu sie worden getrokken dat er mondiaal ge zien sprake zal zijn van een tekort. Voor het bekend worden van de Russische im portbehoefte bestond namelijk de verwach ting dat de wereldgraanvoorraden in het graanjaar 1975/76 met 25 miljoen ton zou den kunnen toenemen. Aangezien de weers omstandigheden ook in de komende weken in verscheidene landen nog schade kunnen toebrengen aan de oogst bestaat er op dit moment geen zekerheid of er dit jaar sprake zal zijn van een overschot dan wel van een tekort. Zo wordt ook voor sojabonen de onzekere verwachting uitgesproken, dat de wereld voorraden van dit produkt in het oogstjaar 1975/76 zullen toenemen. Dit laatste is dan vooral te danken aan de grote uitbreiding die de sojaverbouw in Brazilië in de laatste paar jaren heeft ondergaan. Een gunstige factor is voorts dat een relatief hoog inter nationaal prijspeil in het lopende jaar voor granen en andere voedingsmiddelen een stimulans betekent voor de produktie in het daarop volgende jaar. Minder gunstig is het feit dat de stijging van de internationale prijzen voor voedingsmid delen een nieuwe impuls geeft aan de in flatie. De prijsstijging in deze sector is voor de Arabische landen, die in toenemende mate voedingsmiddelen importeren, een voor de hand liggende reden om ook de olieprijs te verhogen. Wie zal het hun beletten? Op deze wijze lijkt de ontwikkeling van 1973 zij het op kleinere schaal zich te zullen herhalen. En evenals na de oliecrisis van 1973 dreigen de voedsel- en olie-importerende ontwikke lingslanden het kind van de rekening te worden. Het internationale overleg inzake de stabi lisering van de grondstoffenmarkten heeft nog weinig resultaten opgeleverd. Wel wordt in dit verband voortdurend het land bouwbeleid van de EEG bekritiseerd, met name het stelsel van invoerheffingen en exportsubsidies. Dat dit systeem meewerkt aan het ontstaan van overschotten op de wereldmarkt kan geenszins worden ont kend. De Gemeenschap is overigens wel bereid haar medewerking te verlenen aan het tot stand komen van een aantal inter nationale grondstoffenovereenkomsten met name voor tarwe, mais, rijst en suiker. Helaas zijn de ervaringen met de reeds be staande grondstoffenovereenkomsten niet zodanig, dat van dit systeem in de komende jaren grote resultaten mogen worden ver wacht. Betere mogelijkheden schuilen wellicht in het tot stand komen van internationale over eenkomsten waarbij niet de exportprijzen maar de exportinkomsten van bepaalde ont wikkelingslanden worden gestabiliseerd. Speciaal wordt daarbij gedacht aan een veertigtal ontwikkelingslanden die door de oliecrisis en de verslechterde ruilvoet het meest zijn getroffen. Zeventien van deze landen behoren tot de groep van 46 zoge naamde ACP-landen. Voor deze landen is reeds een begin gemaakt met de stabilise ring van hun exportinkomsten in het kader van de overeenkomst die deze ACP-landen in februari van dit jaar hebben gesloten met de EEG. Opmerkelijk hierin is eveneens de regeling die is getroffen voor de export van suiker uit de ACS-landen naar de EEG. Deze ex portquota's roepen wel het gevaar op van een toekomstige suikerberg in de Gemeen schap. Voor het moment gaat de Europese Ge meenschap gebukt onder een viertal ber gen, namelijk van mager melkpoeder, rund vlees, tarwe en wijn. Voor de tarwe wil de Gemeenschap de financiële lasten gaan af wentelen op de telers. Een vreemde gang van zaken als men zich herinnert dat in be gin 1974 ook reeds een flinke tarwevoorraad in de EEG aanwezig was. Toen echter meen de de Europese Commissie er verstandig aan te doen de export te blokkeren, waar mee ze verhinderde dat de tarwe tegen de toenmalige zeer hoge prijzen op de wereld markt werd verkocht. Een consequentie van het gevoerde land bouwbeleid is ook, dat het akkerbouwareaal in de Europese Gemeenschap voortdurend kleiner wordt en dat de melkproduktie ge staag toeneemt. Van de totale melkproduk tie in de wereld neemt de Gemeenschap thans een kwart voor haar rekening. Ver wacht moet dan ook worden dat het zuivel- overschot in de Europese Gemeenschap steeds meer een structureel karakter zal krijgen. Hierbij kan nog worden opgemerkt dat op het gebied van de internationale hulpverlening vooral grote behoefte bestaat aan graan. Het plan om jaarlijks 10 miljoen ton graan voor noodlijdende landen beschikbaar te stellen blijkt tot dusverre niet geheel te kun nen worden gerealiseerd. Bovendien zoekt de Wereldvoedsel- en Landbouworganisatie nog geldgevers voor de financiering van hulp in de vorm van kunstmest en insectici den. Ook is de investeringshulp voor het verhogen van de agrarische produktie in de ontwikkelingslanden nog niet van de grond gekomen. De OPEC-landen zijn bereid hier van de helft te financieren, maar de deel name van de zijde van de geïndustriali seerde landen is nog veel te gering. Gezien deze feiten is het begrijpelijk dat in de laatstgehouden vergadering van de Wereld- voedselraad de stemming nogal geladen was.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 29