overheid en
conjunctuurbeweginc
22
drs. a. h. a. van der meer
de conjunctuurbeweging
de invloed van de overheid
inflatie en werkgelegenheid
Afhankelijk van het bestaande type economische orde, oefent de overheid een bepaalde
invloed uit op het economisch gebeuren in een land. In geval van een zogenaamde vrije
verkeershuishouding is de economische rol van de overheid gering en bij een zogenaamde
centraal geleide verkeershuishouding heeft de overheid een sterke positie binnen het
economisch gebeuren. Hiertussen zijn allerlei mengvormen mogelijk, welke gewoonlijk
worden aangeduid met de verzamelnaam gemengde economie. Het ligt voor de hand
dat naarmate de overheidsinvloed groter is, ook haar verantwoordelijkheid voor het eco
nomisch reilen en zeilen toeneemt. In dit artikel zullen wij nagaan welke mogelijkheden
de overheid heeft om in een gemengde economie als Nederland de conjunctuurbeweging
te beïnvloeden. Hierbij zal blijken dat het onontbeerlijk is om gezamenlijk met andere
landen een goede structuurpolitiek te voeren en dat slechts op basis daarvan een conjunc
tuurbeleid mogelijk is.
Alvorens de invloed van de overheid op de
conjunctuur nader te bespreken, is het
raadzaam vast te stellen wat nu precies
onder een conjunctuurbeweging wordt ver
staan. Algemeen geformuleerd kunnen we
stellen dat hieronder de afwijking van een
situatie van volledige werkgelegenheid en
volledige bezetting van het produktieappa-
raat wordt begrepen, voor zover dit een ge
volg is van een tijdelijke wijziging in de
vraag naar goederen. Wanneer de afwijking
meer langdurig van aard is en het gevolg is
van bijvoorbeeld een onjuiste opbouw van
het produktieapparaat, is er sprake van een
structureel verkeerde situatie. Aan de hand
van de mutaties in een aantal hiervoor rele
vante economische grootheden, zoals de
omvang van de industriële produktie, de
werkloosheid en de particuliere consumptie,
wordt de ontwikkeling van de conjunctuur
nagegaan.
De wijze waarop de overheid de conjunc
tuur kan beïnvloeden is in wezen eenvoudig.
Stel dat er op grond van de bestaande pro-
duktieverhoudingen 1000 goederen in een
land kunnen worden vervaardigd.
Gemakshalve nemen we hierbij even aan
dat er maar één soort produkt bestaat van
een standaard-grootte. Deze goederen
worden gekocht door de particuliere sector
(gezinnen en bedrijven), de overheidssec
tor (Rijk en lagere overheden) en het bui
tenland (saldo van invoer en uitvoer). Wan
neer er nu maar 900 goederen worden ge
kocht, hoeft er minder te worden geprodu
ceerd: werkloosheid.
Indien de overheid nu 100 stuks extra
koopt, is de vraag gelijk aan het aanbod en
is er volledige werkgelegenheid. De over
heid kan de goederen betalen door middel
van bijvoorbeeld een inflatoire financiering,
d.w.z. geldschepping, of door geld te lenen.
In het tegenovergestelde geval, wanneer de
vraag groter is dan het aanbod, kan de over
heid besluiten minder te kopen.
In de praktijk gaat deze verandering in de
omvang van de overheidsbesteding ge
paard met een versterkte uitwerking. Dit is
het gevolg van het feit dat de overheids
besteding een extra inkomen voor de parti
culiere sector oplevert. Dit extra inkomen
wordt ook weer besteed, waardoor er een
cumulatief effect ontstaat. Helaas geldt
voor Nederland dat veel bestedingsgelden
in het buitenland terecht komen, waardoor
het cumulatieve effect weer wordt afgeremd.
Eenvoudshalve hebben wij hierboven deze
aspecten buiten beschouwing gelaten.
De overheid kan in beginsel zorgen dat er
een toestand van volledige werkgelegen
heid ontstaat door het voeren van een juiste
begrotingspolitiek. Op deze manier kan zij
de bedoelde extra of mindere bestedingen
doen. Een probleem hierbij is dat indien de
werkgelegenheid op een hoog peil komt en
daarmee ook de omvang van de bestedin
gen sterk toeneemt, de prijzen blijken te
stijgen: bestedingsinflatie. Om hier iets aan
te doen voert de overheid daarom tevens
een monetaire politiek. Helaas treden er
ook andere inflatievormen op, zoals de be-
lonings- en de geïmporteerde inflatie. De
monetaire politiek wordt zodoende voor een
krachtproef gesteld, die vooralsnog door
geen enkele regering is opgelost.
Wat dit betreft moet ervoor worden gewaakt
dat bij incidentele conjunctuurbevorderende
maatregelen, de overheid haar uitgaven niet
te veel inflatoir financiert. Op deze wijze
wordt het conflict tussen inflatie en werk
gelegenheid eerder vergroot dan verkleind.
Het valt ons inziens toch te bezien of voor
een open economie als Nederland, een sti-