10
coöperatieve bankier met pensioen
commissie van de Centrale Bank hem
zouden herkennen.
„Een waarde-oordeel kan ik zelf natuurlijk
niet geven, maar ik kan u wel vertellen, dat
ik steeds geprobeerd heb een consistent
en consequent beleid te voeren. Daarin mag
eigenlijk voor opportunisme geen plaats
zijn. Al is het natuurlijk zo, dat je er nooit
helemaal aan ontkomt, want de markt
verandert telkens. Dan moet je je aan
passen, maar de basis van je beleid moet
toch altijd op de meest fundamentele
behoeften van de organisatie rusten. Voor
mij als bankier zijn dat liquiditeit en renta
biliteit, in deze volgorde."
Ik merk op, dat velen in hem een soort
„liquiditeitswaakhond" gezien zullen heb
ben. Hij heeft immers zo vaak voorstellen
tot wijziging van de liquiditeitsregeling en
van de rentevergoeding in de organisatie
moeten verdedigen. „Dat gaat - traditioneel
vrijwel altijd tegen de haren in, want je
bent nooit Sinterklaas, je voelt je dan „der
best-gehasster Mann". Zij die de Centrale
Kringvergadering en de kringvergade
ringen bezochten zullen het wel weten: de
aanpak van de heer Manschot was dan
zakelijk overreden, door een logisch betoog
de zaak helder uiteen te zetten, zodat
iedereen het kon begrijpen. Dat was zijn
kracht, omdat hij er met eigen overtuiging
achterstond.
„Als we maatregelen moesten nemen, heb
ik nooit moeite gehad met de vraag of ze
populair waren of niet. Als je overtuigd bent,
dat iets voor de organisatie goed is, dan
is het onze plicht de organisatie daarvan
te overtuigen. Je mag het die organisatie
ook niet kwalijk nemen, dat ze niet zo
gemakkelijk als de Centrale Bank door de
financieel-economische vraagstukken heen
kijkt. Wél is het nodig om de zaak zo
duidelijk mogelijk te maken, want zonder
wederzijds begrip loopt de zaak niet.
Neem dat geval van eind 1973. Er was een
geweldige groei in de uitzettingen van de
aangesloten banken, waardoor de
liquiditeit van de organisatie veel te snel
terug liep. Voor onze banken was het
prachtig, want hun rentabiliteit ging met
sprongen vooruit. Maar er moest afgeremd
worden, om binnen de voorschriften van
De Nederlandsche Bankte blijven. Daarvoor
waren beperkende maatregelen nodig ten
aanzien van de belangrijkste groep uiteen
zettingen, de hypothecaire leningen, zowel
voor het rente- als het aflossingspercen
tage.
Deze bevoegdheid moet de Centrale Bank
altijd houden, wil de organisatie bestuurbaar
blijven."
Hebt u de indruk, dat in dit soort problemen
over de hele breedte van onze organisatie
meer inzicht is ontstaan dan toen u pas
kwam?
„Ja, zeer beslist. Dat is mede dank zij de
verdubbeling van het aantal Kring- (of
vroeger Ring-)vergaderingen. Vooral de
ontplooiing van onze banken heeft een veel
sterker accent op de bancaire aspecten
gelegd. In het verleden ging het voor
namelijk om de kredietverlenende functie
van de coöperatieve banken dat is
natuurlijk nog een van de basisactiviteiten
maar door de hele ontwikkeling is er
veel meer begrip en aandacht ontstaan
voor het bankierselement, de zuiver ban
caire functies. Ook al doordat wij een van
de drie grote banken in Nederland zijn,
hebben we zeer nauw met de macro-
economische en in het bijzonder met de
monetaire ontwikkelingen te maken. De
buitenwereld beschouwt ons als een
machtsfactor in het financiële spel en dat
betekent dat je het spel volgens de regels
moet spelen."
Ook in de bankwereld is de kijk op die
coöperatieve banken tegenwoordig wel iets
anders dan vroeger? Ik heb het idee, dat
ze ons vroeger met een soort glimlachje
bekeken en er dan niet meer aan dachten.
Nu kan de heer Manschot even glimlachen.
„Zo is het ongeveer. Voor de coöperatieve
banken was er een niet onwelwillende,
soms wat neerbuigende houding en meer
niet. Men is pas laat tot het besef gekomen,
dat we in stilte gegroeid waren tot een hele
grote bank, ook gemeten aan de grote
handelsbanken. In de concurrentiesfeer
worden we dan ook vanzelfsprekend
argwanend bekeken. Onze fusie heeft dat
hele proces natuurlijk versneld.
Het is goed, dat die fusie tot stand kwam.
In het patroon van het Nederlandse bank
wezen is onze gezamenlijke positie natuur
lijk veel sterker dan toen we nog geschei
den waren. Er zal binnen onze organisa
tie overigens nog wel een aantal jaren
overheen gaan voordat overal in het land
ten aanzien van de nieuwe Centrale Bank
dezelfde loyale gevoelens bestaan als
vroeger. Wat in al die jaren binnen „Eind
hoven" of binnen „Utrecht" gegroeid is,
zit nu wel in dezelfde pot, maar het duurt
toch wel even voor het mengsel helemaal
homogeen is. We zijn echter daarmee al
zeer ver gevorderd; wat nog nodig is, komt
met de tijd vanzelf."
We praten nog even door over enkele
bancaire zaken, waarbij we een paar actu
ele zaken aanstippen. Allereerst de Bank
girocentrale, van welks Raad van Commis
sarissen de heer Manschot vice-voorzitter
is.
„Die Bankgirocentrale vind ik een goede
zaak. Het was zeer nodig zo'n instituut,
gelijkwaardig aan de postgiro, op te
bouwen. In het belang van het publiek moet
er een samenwerking tussen deze beide
girale instellingen komen. Dat kan ook
best, met een geven en nemen van beide
kanten. Tussen de top van beide instituten
bestond een goed contact, maar de
discussie over en weer is al een hele tijd
aan de gang en het publiek krijgt van wat
daarvan naar buiten komt soms een niet
fraaie indruk van de bereidheid tot samen
werking. We moeten die discussie nu zo
gauw mogelijk beëindigen en de weg van
geleidelijke samenwerking gaan; het pu
bliek vraagt er om.