9 - „Je moet oppassen, dat de ratio het gevoel niet verdringt - Ik denk dat hij gelijk had: illusie is mooier dan realiteit; romantiek is zeer essentieel - Wees eens eerlijk en vraag je zelf af, wat de belangrijkste ervaringen uit je leven zijn Drie willekeurige flarden uit een tafelgesprek, als het ware ongemerkt opgetekend uit de mond van de heer Manschot. Het was er gezellig, het uur al aardig gevorderd, en we waren aan de hand van verschillende schrijvers, wier werk wij beiden gelezen hadden, wat op de diepzinnige toer geraakt. En natuurlijk, het had allemaal niets te maken met dit stuk in ons blad; hij dacht er niet aan en ik toen ook niet Toch heb ik die flarden hier maar bij gezet. Want ze tonen even een kant van de heer Manschot, die er naar mijn gevoel helemaal bij hoort. Hij zelf moet dat deze keer maar goed vinden. Dat zal hem enige zelfoverwinning kosten, want aan alles wat ook maar in de verte op exhibitionisme lijkt, heeft hij een hekel. Hij laat zich niet zo gemakkelijk gaan en dan nog alleen in een besloten kring. Juist daarom kom je de mensen tegen die de heer Manschot zeer hoog hebben. Jaren geleden, het was nog ver voor de fusie, heb ik hem eens gepolst over een meer persoonlijk interview. Hij voelde er niets voor: „het gaat niet om de persoon, maar om wat de man in zijn werk doet." Ik was en ben het niet met die uitspraak eens en ik weet nu ook wel, dat hij er wel wat genuanceerder over dacht, dan ik hier uit mijn herinnering weergeef. Hij had er - denk ik - eenvoudig geen zin in met allerlei persoonlijke dingen te kijk te staan. En daar had hij ook wel gelijk aan. Maar ook aan zo'n uitspraak zullen de meesten van ons, die in de loop der jaren met de heer Manschot in aanraking gekomen zijn, hem toch wel herkennen. Wie langer en intensiever contact met hem kreeg en hem in het persoonlijke vlak nader kwam, weet dat onmiddellijk achter de „bankier" een brede, erudiete interesse schuilgaat en een warme belangstelling en opmerkingsgave ook voor de persoonlijke aangelegenheden. In ieder geval gaf het interview deze keer geen enkele moeite. Moet dat? vroeg hij nog. Ja, zei ik, want nu u als eerste onder de nieuwe regeling valt, dat de leden van de Hoofddirectie op 62 jaar worden gepensioneerd, moeten we toch wel iets over u schrijven. Na zo'n 17 jaar in onze organisatie gewerkt te hebben komt u daar niet onder uit! Hij grinnikte alleen maar: akkoord. En omdat we beiden een maand na elkaar met vakantie gingen, moest het maar vlug gebeuren. De afscheidsstemming was er nog niet - 1 oktober lag nog meer dan drie maanden in het verschiet - maar „het komt er tóch van en ik ga met de nieuwe regeling geheel akkoord," dus gaan we er maar even voor zitten. Dat gebeurde bij de heer Manschot thuis. Een fles zeer droge sherry van een heel goed merk bleef dicht bij de hand, maar hele stapels boeken waren aan de kant geschoven. Boeken van allerlei soort, binnen- en buitenlandse romans, kunst en vooral geschiedenis. „Ik heb vooral inte resse voor Willem de Zwijger en zijn tijd". We beginnen bij het begin, 1958. Ik merkte op dat de heer Manschot toen naar de oude gewoonte bij de Utrechtse Centrale Bank van buiten „ingehuurd" werd om zich als directeur speciaal met de banktechnische kant te belasten. Net als dat met zijn voor gangers mr. Schreuder en Jhr. mr. Hooft Graafland het geval was geweest. „Zo was het. Maar het was niet toevallig. In de tijd toen ik secretaris van de Neder landse Bankiersvereniging was, van 1948 tot 1958, had ik nauw samengewerkt met mr. Schreuder, die toen Chef disconto bij De Nederlandsche Bank was. Schreuder en ik waren van weerszijden secretarissen bij de gesprekken tussen De Nederlandsche Bank en de bankiersvereniging over de opstelling van de Wet Toezicht Krediet wezen. Toen Schreuder uit Utrecht weer door Holtrop naar Amsterdam werd teruggehaald en daar directeur van De Nederlandsche Bank werd, heeft hij voor gesteld mij naar Utrecht te halen. Je weet in het begin nooit precies wat er van je verwacht wordt in zo'n nieuwe functie. Prof. Minderhoud, destijds de voorzitter van het bestuur van de Centrale Bank, heeft nog een lang gesprek met Holtrop gehad om vast te stellen of ik het wel zou kunnen. Hij was bang voor iemand, die te wild zou zijn, want hij dacht sterk aan consolidatie!" De heer Manschot eriTk ruim een jaar langer bij de Centrale Bank dan hij ver oorloven ons hier even een haast sentimen tele herinnering. Wat is er een hoop ver anderd! „Ja, ik was eigenlijk de enige speciaal bancair geschoolde man toen. We hadden juristen en natuurlijk tal van andere bekwame mensen, maar je kunt haast niet meer begrijpen, dat ik de enige econoom op de bank was. Er waren geen interne accountants, geen studiedienst, voor propaganda en public relations was er één man, en van marketing hadden we nog nooit gehoord. De afdelingen Giro, Buiten land en Geld- en Kapitaalmarkt, stonden allemaal onder één man, de heer Van de Westeringh." Velen die dit lezen, zullen wel soortgelijke herinneringen hebben. Je kunt er met een zekere vertedering aan terug denken. Wij doen dat echter niet te lang, want de heer Manschot gaat er even extra voor zitten, als ik hem op het terrein breng, waar hij zich al die jaren extra mee bezig heeft moeten houden: kortweg de financiële gezondheid van onze organisatie. Hij praat dan geconcentreerd, duim en vingers haast rythmisch draaiend om zijn bril. Helder formulerend, de zaak bij de kop vattend, zonder frasen of franje, zoals hij ook zo vaak in de kringvergaderingen en de Centrale Kringvergadering door ons beluisterd is en zoals ongetwijfeld de leden van de eigen interne liquiditeits-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 11