in de mode 7 Ik vertel eerst even iets over een ar tikel dat ik op een warme zomerdag vlak voor mijn vakantie gelezen heb. Het stond in het mei-nummer van The Bank- er, een internationaal gezaghebbend maandblad, dat in Londen uitgegeven wordt. Het stuk en zijn titel „How size came back into tashion" (zeg maar „Hoe de grote ma ten weer in de mode kwamen") gaven me te denken. De schrijver had de resultaten van Europese en Amerikaanse banken over 1974 bekeken. Al hebben vele banken heel goed geboerd toch waren er aardig wat die het er slecht al gebracht hebben. En dan gaat het niet alleen om geruchtmakende dingen als b.v. het debacle van de Duitse Herstatt bank waarvan trouwens de gevolgen door heel wat andere banken, ook buiten Duits land, zijn gevoeld, maar ook om minder op vallende, eenmalige tegenvallers, die de cijfers van verschillende bekende banken gevoelig hebben gedrukt. Een ding viel echter op: een grote maat was een groot voordeel. De grotere banken de den het over het algemeen beter dan de kleinere, zij groeiden sneller, hadden rela tieI minder kosten en boekten betere resul taten. De schrijver analyseert de oorzaken daarvan niet, maar wel is hij van mening, dat voor veel mensen de grootte van de bank tegelijk veiligheid betekent. Ook de Arabieren met hun enorme hoeveelheid olie-dollars zouden daarvan uitgaan bij de keus van de banken, waar ze hun geld de poneren. We weten zo langzamerhand, dat ook onze organisatie wat grootte betreft behoorlijk mee kan komen. Niet al leen in eigen land, maar ook in vergelijking met buitenlandse banken. De nieuwe lijst van de 500 grootste banken in de vrije we reld, die de American Banker ieder jaar in juli publiceert is terwijl ik dit schrijf nog niet verschenen, maar we zullen er weer hoog genoteerd staan. Ik beken, dat me dat wel weer even goed zal doen, maar verder sta ik er echt niet lang bij stil. Grootte op-zich-zelf is tenslotte niet iets om je op te beroemen, vooral als je weet dat je heel klein begonnen bent en ook nu nog met meer dan 1000 betrekkelijk kleine banken één echte grote organisatie maakt. En wat is grootte? Ik herinner me twee ron de getallen uit het Rapport Landbouwkre diet, dat 15 jaar geleden verscheen: f 250 miljoen, het bedrag waarmee de toever trouwde middelen van de boerenleenban ken (Utrecht én Eindhoven) jaarlijks zouden stijgen, en f 100 miljoen het bedrag dat deze banken in de komende zeven jaar voor de financiering van de landbouw jaarlijks ter beschikking zouden hebben. Ik vond dit toen heel veel, maar... in 1974 werd al leen al aan nieuwe vaste leningen - dus geen kredieten - een bedrag van f 2.162 miljoen door onze organisatie aan de agrarische sector verstrekt! Ook aan die grote getallen raak je gewend, ze doen je niet veel meer Dat Engelse artikel geeft echter aan de grootte nog een andere dimensie: om je als bank goed staande te houden, om je voortbestaan te verzekeren en de voort durende goede behartiging veilig te stellen van de belangen die je cliënten - debiteu ren en crediteuren - aan je toevertrouwd hebben, moet je in deze tijd „in de grote maten" vallen. Vandaar ook de fusies en samenwerkingen tussen banken, waarop ook het bedoelde artikel wijst. Onze eigen fusie van een aantal jaren geleden past he lemaal in dit beeld: samen kunnen we nu meer dan wanneer we ieder op ons zelf gebleven waren. En dat niet alleen: ons sa mengaan was ook nodig om een sterke, ge zonde coöperatie-bank-organisatie te be houden, die ook in veranderde omstandig heden haar doeleinden kan blijven nastre ven. Ik weet, dat ook in onze eigen kring (ruim genomen) niet ieder onver deeld gelukkig is geweest met ons verschijnen in die „grote maat". Wie opge groeid is met de vroeger bescheiden om vang in het coöperatieve kredietwezen moest onze huidige grote getallen soms mentaal verwerken, je knipperde met de ogen als je de winstcijfers hoorde. Was dat nu zo nodig? Goed, het gaat allemaal naar de reserve, maar die reserve beloopt toch al een cijfer met een respectabel aantal nullen? Het is vaak moeilijk, dat allemaal uit te leg gen en te doen begrijpen, dat de grote be dragen onvermijdelijk horen bij de grote maat van ons pak. Ik geloof echter, dat we meer voor dit begrip gaan openstaan als we er oog voor krijgen, dat we heel blij mogen zijn een postuur te bezitten, waarbij zo n grote maat past. Want alleen met zo'n postuur kunnen we in deze dagen ons werk goed blijven verrichten: we moeten eenvou dig in de grote maten blijven! En het kleine dan, heeft dat onder ons afgedaan? Een vraag, die ik wel nauwelijks hoef te beantwoorden: iedereen kan het antwoord weten. Zolang wij een coöperatieve organisatie zijn van honderden banken met een Centrale Bank, zitten in dat ene grote die vele kleinere (ik denk hierbij aan jaarcijfers van relatieve grootte). Het belangrijkste is echter, dat juist door onze hele coöperatieve opbouw van samenwerkende banken met hun bij kantoren de kleine cliënt evengoed als de grote, de volle aandacht krijgt die hij ver dient. Daar spannen we ons voor in, want dat is onze coöperatieve traditie. Ik mag hier wel even het Structuurrapport noemen. Bij welke bankinstellingen van vergelijkbare grootte ziet men dat een rapport, dat een aantal kernzaken raakt, door zoveel men sen wordt besproken en beoordeeld als dat in de komende maanden in onze organisa tie het geval zal zijn? Ook dat rapport heeft er veel mee te maken, dat we ook in de toekomst „in de grote maten" blijven val len, maar het laat tevens heel goed merken, dat wij dat alleen in samenhang met elkaar, banken en Centrale Bank, moeten doen. Niet de grootte zelf, maar wel de overtui ging, dat wij door de handen nog meer in elkaar te slaan de grote maat ook in de toekomst aan zullen kunnen, geeft mij een gevoel van voldoening. Want op die wijze zal ons - vroeger heel klein begonnen - bankbedrijf zich onverminderd kunnen ont plooien in een tijd, waarin de „kostuum- maten" als maar groter zijn geworden. J. R. H.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 9