wat ons bezighoudt] wob wob 2 RAPPORT TER OVERWEGING Bij het schrijven van dit stukje was de druk proef klaar; bij het verschijnen van dit nummer zal het rapport van de Structuur commissie van de persen zijn gerold en, naar wij aannemen, onder onze banken zijn verspreid. Op de inhoud van het met zijn bijna 100 bladzijden toch nog tamelijk fors uitgeval len rapport gaan wij thans niet in. De heer Mertens is er al in zijn rede voor de Alge mene Vergadering enigszins op vooruit ge lopen in ons vorige nummer heeft men daarover kunnen lezen maar nu moet het rapport eerst eens alleen zijn weg zoeken. Dat ligt ook in de lijn van de opzet, die van de aanvang af bij de instelling van de com missie heeft voorgezeten. Toen op 3 oktober 1973 de 18 leden van de commissie twaalf uit de bestuurscolleges van onze banken en zes uit de directeuren door de Centrale Kringvergadering be noemd waren, traden zij met de heer Mer tens, die hun vergadering voorzat, hun taak met een volledig schone lei tegemoet. Hun opdracht luidde te onderzoeken of, en zo ja in welke opzichten, aanpassingen in onze structuur wenselijk zijn, mede gezien in het licht van de toekomstige ontwikkelingen. Ze waren verder op geen enkele manier ge bonden, noch ten aanzien van de wijze van hun onderzoek en evenmin ten aanzien van de richting waarop hun onderzoek moest uitlopen. Wie het rapport ter hand neemt en er zijn eigen mening over gaat vormen, houde het voorgaande in de gaten. Het is geen rapport van de Centrale Bank, maar een rapport van een commissie, die onze organisatie heeft ingesteld. De Raad van Beheer van de Centrale Bank heeft ook hiernaar gehandeld. Zij heeft na ontvangst van het rapport, dit als het ware „blanco" aan de organisatie aangeboden. Pas in een later stadium, vermoedelijk tus sen de kringvergaderingen en de Centrale Kringvergadering, zal zij met een eigen prae-advies komen. Op de CKV rust straks de taak een definitief oordeel over het rap port uit te spreken: het is immers het „huis werk" van een door haar ingestelde com missie. Daaraan voorafgaande zullen de kringver gaderingen alle gelegenheid krijgen zich met het rapport bezig te houden. Op ieder van die kringvergaderingen zullen ook enige leden van de Structuurcommissie aanwezig zijn om desgewenst de nodige toelichting te geven. Ondertussen is het echter de tijd om ons zelf te bezinnen. Laten we dat rustig doen. Het is een materie waarover we niet direct onze eigen mening vóór of tegen moe ten gaan uitbazuinen. Dan krijg je gemak kelijk een polarisatie van anti's en pro's, waardoor het gezamenlijk zoeken van de goede weg in de mist raakt. Die weg vinden we alleen 'als we de zaak bedachtzaam overwegen en bereid blijven dat nog eens bedachtzaam te doen, zonodig van een andere kant dan eerst. MINISTER DUISENBERG OP ALGEMENE VERGADERING I De zetel van de Minister van Financiën is ongetwijfeld niet de meest begerenswaar dige in het regeringscollege. Waar aan de ene kant de overige ministers staan te trap pelen om hun budget zoveel mogelijk te verruimen en aan de andere kant de gezin nen en bedrijven zich gewoonlijk niet ver dringen om hun bijdrage in de overheids inkomsten te verhogen, staat hij voor de taak om de financiële eindjes op het hoog ste niveau binnen redelijke grenzen tot el kaar te brengen. In de praktijk zijn de touwen nooit zo lang dat de einden direct aan elkaar kunnen worden geknoopt. De verbinding moet daarom met behulp van een extra koord als symbool voor de uit te voeren leningoperaties tot stand wor den gebracht. Waar de Minister van Finan ciën zijn geld vandaan haalt, zal de overige ministers doorgaans minder een zorg zijn, terwijl de belastingbetalers een groter be roep van het Rijk op de kapitaalmarkt verre verkiezen boven een belastingverhoging. Hiermee lijkt een uitweg aanwezig voor de minister om zijn positie én binnen het kabi net én tegenover de belastingbetalers veilig te stellen. Nederland zou echter Nederland niet zijn en minister Duisenberg gezien zijn onlangs in het parlement uitgesproken voorkeur voor normen, waarschijnlijk geen Minister van Financiën, wanneer ook in dit opzicht niet vooraf duidelijk een norm zou zijn ge formuleerd. Nu zijn de meeste normen na tuurlijk niet absoluut en zeker niet voor een zo dynamisch persoon als onze huidige Minister van Financiën. Normen zijn er, zo zal hij gedacht hebben, om bij te stellen en zo geschiedde dan ook prompt. Allereerst werd voor het begrotingsjaar 1974 een extra verlenging van het hulpkoord met 500 miljoen toelaatbaar geacht. Daar na werd voor het begrotingsjaar 1975 op nieuw de hulp van de touwslager ingeroe pen voor een verdere extra verlenging met 1,5 miljard. De voor 1975 getaxeerde af stand van 4 miljard zou hiermee kunnen worden overbrugd. Doch het lot bleek de minister in dit opzicht zoals ook reeds kort voor en na de indiening van de begro ting voor 1974 niet erg gunstig gezind. Doordat het inkomstentouw onder invloed van de verslechterende conjunctuur begon te krimpen en aan de uitgavenkant om de zelfde reden steeds harder werd getrokken, werd de te overbruggen afstand alsmaar groter. Op de Algemene Vergadering kon worden meegedeeld, dat de kloof inmiddels was gegroeid tot 8 miljard en volgens de zogenaamde Voorjaarsnota die nog geen twee weken later verscheen zelfs tot 9,3 miljard. Naar aanleiding van dit laatste zou men volgens de minister de vraag aan de orde kunnen stellen of er geen aanleiding is het structurele begrotingstekort nogmaals in opwaartse richting bij te stellen, zulks in verband met de daling van de investerings quote. Voor diegenen, die dachten het ant woord inmiddels wel te kunnen raden had de minister een verrassing in petto. Voors hands zou een dergelijke operatie volgens hem prematuur moeten worden geacht. MINISTER DUISENBERG OP ALGEMENE VERGADERING II Wij onderschrijven de opvatting van minis ter Duisenberg dat in de huidige verhou dingen niet onmiddellijk aan een verdere verruiming van het structurele begrotings tekort moet worden gedacht. Het structurele begrotingsbeleid is erop gericht om de omvang van het begrotings tekort op langere termijn in evenwicht te doen zijn met de besparingsoverschotten en -tekorten in de andere sectoren van de nationale economie. De filosofie is derhalve dat wanneer de besparingen in de overige sectoren van de economie hoger zijn dan de investeringen, er voor het Rijk een extra ruimte ontstaat voor een verhoging van haar uitgaven. In principe is dit een gezond uit gangspunt. Immers vooral met het oog op de werkgelegenheid is het van groot belang dat de totale bestedingen in onze economie zoveel mogelijk op peil blijven. Toch blijft het naar onze mening wel zaak, om bij een besparingsoverschot van de par ticuliere sector allereerst te kijken naar de oorzaken hiervan. Wanneer, zoals momen teel duidelijk het geval is, de tendens tot onderbesteding met name kan worden her leid tot een achterblijvende ontwikkeling van de particuliere investeringen zal de in spanning van de regering op de eerste plaats dienen te worden gericht op een her stel van deze investeringen. Een verdere bijstelling van de structurele begrotings-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 4