een bijzonder zomerkamp 35 Twintig jongens van zes tot zestien jaar hebben begin juli een geweldige vakantie beleefd op de terreinen van het Instituut voor Ontwikkelingssamenwerking in het Zuidlimburgse Cadier en Keer. Onder begeleiding van tien verpleegkundigen konden de jeugdige kampdeelnemers er naar hartelust zwemmen en ravotten. Bus- en boottochten naar het naburige Duits land en België vormden ware hoogtepunten in het afwisselende programma. De voortdurende aanwezigheid van een uitgebreide medische staf buiten be schouwing gelaten, zou de leek ogen blikkelijk geneigd zijn om aan te nemen dat hij te maken had met een vakantie voor bijvoorbeeld verkenners. In werkelijkheid echter betrof het een kamp voor jeugdige lijders aan hemofilie, een erfelijke bloed- stollingsziekte. Hun aanwezigheid in Cadier en Keer werd voor een belangrijk deel mogelijk gemaakt door het werk van de Stichting Steun door Rabobanken. Met een bijdrage van tienduizend gulden uit het fonds van de stichting werd in een keer het hele exploitatietekort op het ge beuren in Cadier en Keer weggewerkt. Het spreekt dan ook vanzelf dat de heer C. G. A. Mertens met open armen werd ont vangen toen hij namens de Stichting Steun door Rabobanken op een kampdag een cheque ter waarde van tien mille ter hand stelde aan de bestuursleden van de Neder landse Vereniging van Hemofilie-patiënten, die in 1973 het organiseren van zomer kampen voor haar jeugdige leden ter hand heeft genomen en er sindsdien een jaarlijks evenement van maakte. Bij zijn bezoek kreeg de heer Mertens volop gelegenheid om al pratend met de kamp leiding vast te stellen dat met de gift aan de NVHP een voortreffelijk werk werd ge daan. Verenigingssecretaris drs. Wim Hoe- demakers, zelf hemofilie-patiënt, vertelde onder meer een en ander over de bezig heden van de in 1971 opgerichte organisa tie. Ze telt circa 700 leden, ongeveer zestig procent van het totaal aantal hemofilie- patiënten in Nederland. Onder het leden bestand bevindt zich echter meer dan tach tig procent van de ernstigste patiënten. Wim Hoedemakers: Daarmee bedoelen we dan de mensen wier bloed een stollingspercen tage heeft van minder dan een procent." En hij vervolgt: Het stollen van bloed is een proces waarin achtereenvolgens 13 fases te onderscheiden zijn. Is op een bepaald mo ment dat proces op gang gezet, dan ont staat bij een gezond mens automatisch een kettingreactie waarbij successievelijk der tien factoren hun steentje bijdragen. Het eind resultaat is een gestopte bloeding. Bij de hemofilie-patiënt daarentegen ontbreekt er een bepaalde schakel in die hele keten. Met als gevolg dat het hele proces verder in de war loopt en dat er zo snel mogelijk ingegrepen moet worden. Dat betekent dan een injectie met de ontbrekende stof die wordt gewonnen uit gezond menselijk bloed en die tijdelijk het stollingsgehalte van het bloed bij de patiënten doet stijgen." In dit verband wijst de secretaris van de NVHP erop dat het vooral de inwendige bloedingen zijn die voor ernstige problemen kunnen zorgen. „Uitwendige bloedingen le veren doorgaans minder problemen op. Je kunt ze met verband of hechtingen al stop pen. Veel gevaarlijker echter zijn de spon tane inwendige bloedingen, zoals ze kunnen ontstaan wanneer iemand zich stoot of zelfs al wanneer tijdens slapen een arm in een foutieve houding ligt. Omdat bij een hemo filie-patiënt die bloeding niet vanzelf stopt ontstaan er opgezette lichaamsdelen en dientengevolge weer geforceerde gewrich ten etc. Een hemofilie-patiënt moet voort durend op zijn hoede zijn. Zolang dat maar gebeurt kan hij een redelijk normaal leven leiden." Voordat in 1967 ontdekt werd hoe men tijdelijk het bloedstollingspercentage van patiënten kon opvoeren, leidde hemofilie veelvuldig tot lichamelijke handicaps. Tegenwoordig evenwel zijn de risico's aan zienlijk geringer. De Nederlandse Vereniging van Hemofilie- patiënten heeft een uitgebreid en moeilijk werkterrein, waarbij men het bovendien moet stellen zonder vaste subsidies. Niet alleen de problemen van de leden (zoals moeilijkheden bij het afsluiten van verzeke ringen) krijgen aandacht, ook tracht men bij de buitenwacht zoveel mogelijk misverstan den over de ziekte op te ruimen. De jaar lijkse organisatie van een kamp voor jeug dige hemofilie-patiëntjes behoort tot de verdere activiteiten. Wim Hoedemakers onderstreept het belang ervan door te zeg gen dat juist kinderen met hemofilie het Drs. Wim Hoedemakers (rechts) ontvangt uit handen van de heer Mertens de cheque van tienduizend gulden voor zijn vereni ging. NVHP-penningmeester Snijkers kijkt glunderend toe. meest aan gevaren bloot staan. Volwas senen hebben geleerd zich in hun hande lingen te beheersen, maar een kind is van nature speels en dat betekent een verhoog de kans op bloedingsproblemen. Zo'n kind wordt toch al voortdurend voor zichtigheid geleerd. Het mag niet voetbal len, niet schommelen en een heleboel an dere dingen zijn al evenzeer taboe. Ouders verkeren voortdurend in een zekere span ning. Als er onverhoopt wat gebeurt moet er snel ingegrepen worden. Heel die sfeer leidt veelal tot geremdheid en ook tot onnodige angst en een situatie dat een kind met he mofilie weinig of niets meer durft te onder nemen. Wim Hoedemakers: „Vandaar ook het nut van zo'n zomerkamp. Niet alleen zijn nu de ouders voor een paar weken in de gelegenheid om zelf eens helemaal vrij adem te halen, maar ook de kinderen heb ben veel meer vrijheid. Ze weten maar al te goed: als er nu wat gebeurt dan is het ver lossende preparaat toch binnen handbe reik. Een simpel prikje en ik kan er weer tegen. Er is hier aan alles gedacht. Er is een arts, een verpleegkundige en ook een fysio therapeut die kan zorgen voor oefeningen als bij deze of gene patiënt een gewricht toch nog door een bloeding wat teveel te verduren heeft gekregen".

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 37