het
borgstellingsfonds
voor de
landbouw 1974
agrarische kroniek
32
ir. c. j. m. van valkengoed
de behandelde aanvragen
de garantieverlening
loonsom en inkomen
inkomens uit dienstbetrekking" gaat om wij
zigingen in de kinderbijslag en uitkeringen
op grond van de ziektewet.
Een typerend verschil in uitgangspunt bij
tabel 1 en tabel 2 is dat waar bij tabel 1 met
een algemeen gemiddelde wordt gewerkt de
opstelling in tabel 2 is toegespitst op wat
dan wordt genoemd de modale werknemer,
dat wil zeggen de werknemer met twee kin
deren en met een nominaal looninkomen
juist beneden de laagste premiegrens van
de sociale verzekering. De reden hiervoor
is dat een algemeen gemiddelde ten aan
zien van de ontwikkeling van het reëel vrij
beschikbaar inkomen weinig concreet zou
zijn gezien de belangrijke verschillen naar
gelang de inkomens uiteenlopen. Bij de be
paling van de loonsom per werknemer
speelt dit probleem minder, omdat de bruto
verschillen in de loonkostenstijgingen door
gaans kleiner zullen zijn en tevens omdat
in sociaal-economisch opzicht een uitsplit
sing van loonkostenstijgingen naar inko
menscategorieën minder van belang is.
Illustratief voor het verschil in doorwerking
van een gegeven loonsomstijging op het
reëel vrij beschikbaar inkomen is tabel 3.
Na het voorgaande mogen twee dingen dui
delijk zijn:
a. dat de verschillen tussen de loonsom
stijgingen en de verbeteringen van de
reëel vrij beschikbare inkomens in het
algemeen erg groot zijn en
b. dat in de huidige verhoudingen bij ge
geven loonsomstijgingen de lagere in
komens er relatief meer op vooruit gaan.
De tweede conclusie valt toe te juichen, de
eerste daarentegen te betreuren.
NOTERINGEN OP DE
AMSTERDAMSE EFFECTENBEURS
In het meinummer van dit jaar namen wij
een artikel op over de noteringen op de
Amsterdamse Effectenbeurs.
Als een van de systemen werd o.m. de no
tering in dollars genoemd. De Vereniging
voor de Effectenhandel heeft echter, nadat
sinds jaar en dag de Amerikaanse aande
len in Amsterdam in dollars genoteerd zijn
geweest, besloten m.i.v. 15 juli 1975 de
dollarnoteringen te wijzigen in guldens
noteringen. Dit komt thans overeen met de
notering in eensgevend geld, zoals die tot
nu toe gebruikt wordt bij de notering van
Nederlandse en buitenlandse, niet-Ameri-
kaanse, aandelen.
Waarschijnlijk zijn technische aspecten
hierop van invloed geweest, omdat hier
mee voor de automatische verwerking van
effectennota's het aantal noteringssyste
men tot twee is gereduceerd t.w. een no
tering in procenten uitsluitend voor de
obligaties en een notering in guldens voor
alle aandelen, zowel binnenlandse als bui
tenlandse.
Tevens werd ingaande 15 juli 1975 het
provisiereglement in die zin gewijzigd dat
over de Amerikaanse aandelen een zelfde
provisie wordt berekend als over de an
dere aandelen, hetgeen betekent dat de
provisie lager is geworden.
Het onlangs beschikbaar gekomen jaar
overzicht 1974 van het Borgstellingsfonds
voor de landbouw verschaft interessante
informatie met betrekking tot de financie
ring van de agrarische sector in 1974. In dit
artikel zullen in kort bestek enkele hoofd
lijnen worden belicht.
Het aantal aanvragen om borgstelling is ten
opzichte van 1973 ongeveer gelijk geble
ven, namelijk 2.248. Bij uitsplitsing per pro
vincie blijken onderling grote verschillen
voor te komen. In de provincies Drenthe,
Friesland en Zuid-Holland is het aantal aan
vragen met meer dan 30% toegenomen. In
Noord-Brabant en Gelderland is daaren
tegen een afname van meer dan 20% te
constateren. Onderverdeeld naar sectoren
is bij de tuinbouw het aantal aanvragen toe
genomen en bij de landbouw afgenomen.
Opmerkelijk daarbij is echter, dat in Fries
land en Drenthe„landbouw" is toegenomen,
terwijl in Noord-Brabant en Gelderland een
duidelijke afname valt te constateren. Fries
land is daarmee voor de sector landbouw de
provincie geworden met het grootste aantal
aanvragen om borgstelling. De investerings
activiteit in deze provincie is in 1974 relatief
groter geweest dan in 1973. Bovendien
maakt de verhouding pacht-eigendom in
meer gevallen een garantie-aanvraag nood
zakelijk. De overgrote meerderheid van de
aanvragen heeft ook in 1974 betrekking op
financieringen verstrekt door Rabobanken.
Het aandeel van andere bankinstellingen
bedraagt evenals voorgaande jaren 3%.
Van de behandelde aanvragen is in 1974
14% afgewezen tegen 16% in 1973. Bij
analyse van de motieven die tot afwijzing
hebben geleid blijkt, dat de financiële po
sitie van het bedrijf in ongeveer 50 van
de gevallen motief tot afwijzing is geweest.
Hierin komt derhalve duidelijk naar voren,
dat de vermogenspositie en de rentabili-
teitsverwachting belangrijke uitgangspunten
zijn voor het verkrijgen van een garantie.
Een kwart van de afwijzigingen vond zijn
oorzaak in de capaciteiten van de onder
nemer. Sinds 1971 is het belang van dit af-
wijzigingsmotief toegenomen. De eisen die
aan de ondernemer moeten worden gesteld,
zeker indien sprake is van omvangrijke in
vesteringen, worden steeds hoger. Het is
duidelijk dat het Borgstellingsfonds hiermee
rekening houdt.
Uit gegevens met betrekking tot de rente
subsidie-aanvragen en interne gegevens
van de Rabobank is reeds eerder gebleken,
dat het gemiddelde investeringsbedrag en
de daarmee samenhangende financiering
in 1974 aanzienlijk is toegenomen. Het is
dan ook niet verwonderlijk, dat het gemid
delde gegarandeerde bedrag dezelfde ten
dens vertoont. Voor 1974 heeft dit geresul
teerd in een gemiddelde garantie van
97.700,voor de sector landbouw en
f 88.300,voor de sector tuinbouw. In 1970
lag dit nog op 40.800,respectievelijk
43.000,—; over een tijdsperiode van 4 jaar
is het gemiddelde garantiebedrag dus meer
dan verdubbeld.
De garantieverlening in de sector landbouw
bedroeg in 1974 110 miljoen. Dit bedrag
heeft bijgedragen in de financiering van
309 miljoen, zodat het aandeel van het
Borgstellingsfonds daarin 37% bedraagt.
Bijna 80 van de vermogensbehoefte was
bestemd voor bedrijfsontwikkeling, met
name de bouw van ligboxenstallen en de
daarmee samenhangende investeringen.
Ten opzichte van het topjaar 1973 ligt het
aantal melkveestallen, gefinancierd met een
garantie van het Borgstellingsfonds,
15 lager. Dit verklaart voor een belangrijk
deel de eerder gesignaleerde afname van
het aantal aanvragen in de sector landbouw.
De netto-garantieverlening in de sector
tuinbouw beliep in 1973 53 miljoen;
deze zijn aangewend bij de financiering
van een totale vermogensbehoefte van
143 miljoen. Evenals bij de landbouw
dus 37%. Ook hier is de bedrijfsontwikke
ling het belangrijkste waarvan de bouw van
glasopstanden alleen al meer dan 1/3 ge-