30 bedrijfsgebouwen en overige bouwwerken werkgelegenheids- vooruitzichten werk in de bouw sen ten aanzien van woonomgeving en wooncomfort; renovatie heeft vrijwel uit sluitend betrekking op woningverbetering.) Deze verandering in inzichten, welke als herwaardering van de maatschappelijke en economische betekenis van het oudewo ningbestand kan worden aangeduid, kreeg te meer een kans door de sterk gestegen bouwkosten. Aanpassing van de bestaande woningen aan de eisen des tijds, vereist niet zulke investeringen als nieuwbouw, waardoor de woonlasten binnen betaalbare grenzen blijven, terwijl de lasten van nieuw bouw vaak nauwelijks zijn op te vangen on danks hoge subsidies. Dat naast belangrijke voordelen er ook gro te nadelen aan de vernieuwbouw zitten, staat vast. In het kader van dit artikel zullen we op deze problematiek niet nader ingaan, hoe belangrijk zij ook moge zijn. Wanneer de vernieuwbouw gelijke produk- tieniveaus als bij vervanging zou moeten opleveren, dan zouden onwaarschijnlijk gro te aantallen woningen moeten worden gere noveerd c.q. gerehabiliteerd. Om de ge dachte te bepalen zou men de produktie van één nieuwbouwwoning gelijk kunnen stellen aan de vernieuwbouw van twee be staande woningen. Dit zou dan betekenen dat in de rest van de jaren zeventig een 400.000 woningen (circa 70.000 per jaar) zouden moeten worden verbeterd (daarbij gaan we uit van een voortzetting van de ver vanging op hetzelfde niveau als in de afge lopen jaren, 20.000 per jaar). Of dit gerea liseerd zal worden wagen we op dit moment op zijn minst te betwijfelen. De produktie van bedrijfsgebouwen is sterk afhankelijk van de ontwikkelingen in het be drijfsleven, waarop bovendien de conjunc tuur sterke invloed uitoefent. Schetsen we een aantal ontwikkelingen die een beeld kunnen geven van de mogelijke ontwikke lingen van deze gebouwenproduktie: in de economische ontwikkeling zal een vertra ging plaats vinden, hetgeen de investerings neiging doet afnemen; het aandeel van de gebouwenproduktie in de investeringen van de industrie is de laatste jaren blijven afne men; in de bedrijfsgebouwenproduktie heeft zich waarschijnlijk een inhaaleffect voorge daan, waardoor tijdelijk een hoger dan nor maal produktieniveau kan worden waarge nomen; de indruk bestaat dat het bedrijfs leven meer diepte-investeringen dan inves teringen in de breedte heeft gedaan, met name als gevolg van de sterke stijging van de loonkosten. Op grond van deze ontwikkeling mag nau welijks een toenemende vraag naar be drijfsgebouwen worden verwacht, waardoor de werkgelegenheid in deze sector nauwe lijks zal kunnen toenemen. Voor wat betreft produktie van gebouwen in de medische sector, scholen en overheid mag op korte termijn een consolidatie op het huidige niveau worden verwacht. In de grond-, weg- en waterbouw kan worden geconstateerd dat de produktie in deze sector thans door de overheid wordt gestimuleerd in het kader van de bestrij ding van de werkloosheid. Het gevaar dat thans vooruitgelopen wordt op toekomstige produktie is te meer aanwezig, gezien de samenhang van deze bouwsector met de ontwikkelingen in de woningbouw en ove rige bouwsectoren. Uitgaande van bovenstaande ontwikkelin gen in de verschillende sectoren van de bouwnijverheid kunnen de vooruitzichten voor de werkgelegenheid in de bouwnijver heid nauwelijks rooskleurig genoemd wor den. Onderscheiden we de woningbouw naar nieuwbouw en vernieuwbouw, dan blijkt de nieuwbouw zich te stabiliseren op het niveau van circa 100.000 woningen. Niet alleen is dit niveau nog iets lager dan het huidige, maar ook zullen verdere in dustrialisatie en standaardisatie de behoef te aan arbeidskrachten in de nieuwbouw nog doen afnemen. Daartegenover staat dat dé vernieuwbouw tot een vraag naar bouw vakarbeiders zal leiden. Evenwel zal het ambachtelijk karakter van de bouwvakarbei ders werkzaam in de vernieuwbouw anders zijn dan in de nieuwbouw. Gezien de vraagtekens die we plaatsen bij de realisering van de vernieuwbouw op grote schaal, mag voor de werkgelegenheid in de woningbouw nauwelijks op een toe name gerekend worden. Een consolidatie op het huidige niveau lijkt meer in de lijn der verwachtingen te liggen. Voor de overige sectoren in de bouw con stateren we eveneens een consolidatie van de werkgelegenheid op het huidige niveau. De huidige werkloosheid in de bouw zal dan ook niet binnen de bedrijfstak van de bouw nijverheid kunnen worden verminderd. Naast het natuurlijk verloop zullen belang rijke aantallen bouwvakarbeiders werk moeten vinden in andere sectoren van de nationale economie. Voorkomen zal even wel moeten worden dat er een vergrijzing onder de bouwvakarbeiders zal plaatsvin den, omdat jongeren nauwelijks meer in teresse zullen hebben in de onzekerheid van de bedrijfstak. Daarmede is de bouw nijverheid op lange termijn evenmin gebaat.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 32