24
wisselkoersen hevig
in beweging
zwakke en sterke valuta's
monetaire ontwikkeling
biteurlanden energiebesparende maatrege
len afkondigen.
Naast dit kredietmechanisme werd er nog
om andere faciliteiten geroepen en wel bij
het IMF, de EEG, de OESO (Organisatie
voor Economische Samenwerking en Ont
wikkeling) en bij de Bank voor Internatio
nale Betalingen te Bazel.
Het meest omvattende plan werd door de
Amerikaanse ministers van Buitenlandse
Zaken en Financiën, Kissinger en Simon,
ontworpen. Volgens hen moest er in 1975
en indien noodzakelijk ook in 1976 - een
lenings- en garantiefaciliteit van 25 mil
jard worden gevormd, waarvan uitsluitend
de 24 OESO-lidstaten gebruik kunnen ma
ken. Het opbrengen van middelen dient te
geschieden via directe bijdragen van de be
trokken landen of wel via door de overhe
den gegarandeerde leningen op de inter
nationale kapitaalmarkt. Daarnaast kunnen
middelen worden aangetrokken door inter
nationale leningen met een collectieve ga
rantie (elk land garandeert overeenkomstig
zijn aandeel in het fonds op te komen voor
de schulden- en rentedienst). Een krediet
zoekend OESO-lidstaat kan pas dan op het
fonds trekken nadat alle andere krediet
bronnen zijn opgedroogd. De OESO-facili-
teit is dus de laatste uitweg, een zoge
naamd „zekerheidsnetOp 9 april jl. is of
ficieel tot oprichting van dit „financiële on
dersteuningsfonds" besloten.
Naast de financiële coöperatie, waarvan het
welslagen echter afhankelijk is van de Ara
bische financiers, bracht de oliecrisis te
vens een grotere vorm van economische
coöperatie teweeg. De oprichting van het
Internationale Energie Agentschap doelt
duidelijk op een langs consultatieve weg
verdergaande samenwerking om zodoende
de gevaren van (wereldwijde) handelsres
tricties tegen te gaan. Inderdaad bleef de
wereldeconomie ondanks de grote beta
lingsbalansproblemen van intensieve im
portbelemmeringen en agressieve export
stimuli verschoond. De wil tot een sterkere
coöperatie die in de laatste 18 maanden
aan intensiteit toenam, heeft dan ook be
werkstelligd dat de onheilsvoorspellingen
van een wereldwijde economische ineen
storting niet werden bewaarheid.
De massale financiële verschuivingen ver
oorzaakten grote spanningen op de devie
zenmarkten, die hun weerslag in vrij hef
tige wisselkoersfluctuaties vonden. On
danks somtijds omvangrijke marktinter-
venties door de monetaire autoriteiten be
droeg de gemiddelde koersvariatie van de
dollar in 1974 9 (tegenover de belangrijk
ste valuta's), van de Europese valutaslang
12 %-14 en zelfs 23% van de Zwitserse
frank.
De landen met een sterke valuta - Duits
land, Nederland, België en Zwitserland -
hebben zich min of meer aan de spelregels
van het flexibele wisselkoerssysteem ge
houden. Voor deze landen was de inflatie
de voornaamste zorg en zij lieten de wissel
koersvorming over aan de marktkrachten.
Het resultaat was dan ook spectaculaire
fluctuaties; veranderingen van de gulden
en de DM tegenover de dollar gaven een
bandbreedte van 20 te zien en voor de
Zwitserse frank lag het verschil tussen de
hoogste en laagste dollarkoers in 1974 zelfs
bij 35%. Hier zien we zo niet de grenzen
dan wel de anomalie van een systeem van
zwevende wisselkoersen. Bij de afwezigheid
van interventies door de centrale banken
kan een zeker evenwicht slechts worden
bereikt ten koste van wilde fluctuaties, die
kapitaalstromen afschrikken of, indien het
speculatieve aspect overweegt, aantrekken.
In ieder geval kan het realiseren van een
evenwicht een wisselkoers vereisen, die,
zoals de Zwitsers moesten ervaren, geens-
netaire autoriteiten. Veeleer speelden hier
commerciële en financiële factoren de
hoofdrol. Vooral de miljarden dollars die als
officiële deviezenreserves worden aange
houden en die op de eurogeldmarkt circu
leren veroorzaakten steeds opnieuw span
ningen op de valutamarkten. Het is vrij een
voudig grote bedragen in dollars op de de
viezenmarkten te deponeren of op te ne
men; gelijktijdig dus andere valuta te vra
gen of aan te bieden. Hierdoor werd een
aanhoudende situatie van chronische on
evenwichtigheid geschapen. De maande
lijkse (groeiende) betalingsbalanstekorten
van de Verenigde Staten accentueerden
zelfs deze situatie. Daarnaast verlieten de
Amerikaanse monetaire autoriteiten gelei
delijk aan hun strikt restrictieve koers en
viel de rente op kortlopende gelden onder
het niveau in Europa. Hierdoor werden
nieuwe kapitaalbewegingen veroorzaakt.
zins de economische kracht van een land
weerspiegelt.
De positie van andere Europese valuta en
de yen op de deviezenmarkten werd niet
bepaald door marktkrachten maar door de
monetaire autoriteiten.
Aangezien de betrokken valutalanden met
ernstige betalingsbalansmoeilijkheden te
kampen hadden, kon de koersvorming niet
vrijelijk geschieden. Immers een eventuele
depreciatie van de valuta zou de (binnen
landse) inflatie hebben doen versnellen en
de betalingsbalansproblemen via een ver
slechtering van de ruilvoet hebben ver
zwaard. De autoriteiten moesten stelselma
tig interveniëren, een uitermate dure aan
gelegenheid. Indien bij het verlies aan of
ficiële reserves de additionele externe
schulden worden opgeteld, dan was er bij
interventies op de sterling-, lire- en Franse
frank-deviezenmarkten een bedrag van 25
miljard (1973: 15 miljard) gemoeid.
De waarde van de belangrijkste munteen
heid, de US dollar, werd in de afgelopen
anderhalf jaar niet beïnvloed door de mo-
Voortdurend zijn de wisselkoersen in be
weging. De cliënten van de banken worden
daarvan meestal door middel van een bord
in de bankhal op de hoogte gebracht.
Neemt men aldus de verscheidene mone
taire en financiële factoren plus de puur
commerciële overwegingen in beschou
wing, dan wordt wel duidelijk waarom de
dollar in de afgelopen jaren in mineur was
Met betrekking tot de te verwachten ont
wikkelingen kan worden gesteld dat de re
latieve sterkte of zwakte van munteenheden
wordt bepaald door drie factoren: binnen
landse prijsontwikkelingen, evenwicht van
de handelsbalans en de richting van het in
ternationaal kapitaalverkeer.
Op den duur kunnen verschillen in het in
flatietempo niet zonder uitwerkingen blijven
op de wisselkoersen. Die landen waar de
binnenlandse prijzen sterker stijgen dan in
de USA (10 °/o-12 zullen een achteruit-