de toonaard aangegeven
E
E
7
De heer Mertens heeft zijn „Key-
note speech" gehouden. Dat is een
Amerikaanse uitdrukking voor een
die de grondtoon, het kern-thema,
voor de naaste toekomst aangeeft.
Ik meen, dat we zó de openingstoespraak
van de heer Mertens voor onze Algemene
Vergadering wel mogen typeren. Men kan
zijn woorden elders in dit nummer rustig
nalezen. Daarin wordt niet geaarzeld door
te dringen tot het hart van een van de
belangrijkste vraagstukken, die onze orga
nisatie thans moeten bezighouden: de
noodzaak van een echt actief beleid voor
onze hele Rabobankengemeenschap en het
aanwijzen van de weg, die daarnaar toe
leidt. Dat is als het ware de stroomversnel
ling, waarvoor we op onze tocht door de
jaren heen thans zijn komen te staan en
die we om goed verder te stromen met zijn
allen moeten nemen. Je kunt in het be
toog van de heer Mertens dan ook zowel
een historisch als een toekomstig perspec
tief aanwijzen.
Het is een gelukkige omstandigheid ge
weest, dat de heer Mertens zijn rede kon
houden vóór het verschijnen van het rap
port van de Structuurcommissie. Hij heelt
in zijn eigen woorden alvast kunnen zeg
gen, wat hij het belangrijkste vindt uit dat
rapport en zich met zijn eigen overtuiging
achter de gedachte van de commissie ge
plaatst. Als dat rapport straks in juli open
baar wordt, weten we op de hoofdzaak al
wat we verwachten mogen. Dat zal de be
studering van het rapport en de discussie
daarover ten goede komen. Het is immers
een rapport, dat weliswaar door een brede
commissie uit de organisatie is samenge
steld, maar de definitieve beoordeling
komt toe aan de Centrale Kringvergade
ring, nadat ook de afzonderlijke kringen
er over gehoord zijn.
Nu we voor die stroomversnelling
staan en gaan beraadslagen hoe we
er zonder kleerscheuren overheen-
komen, denk ik even hoe dat rapport en
de rede van Mertens onder ons zal vallen.
Zal het zijn „de extremen te tam en de
conservatieven te wild"? Je weet dat nooit,
je weet niet eens wie nou conservatief ol
wie extreem geacht moet worden, gesteld
al dat die termen bruikbaar zijn. Er wordt
natuurlijk in het rapport wel wat overhoop
gehaald, maar wild? Nee, ik vind het alle
maal nogal evenwichtig en verstandig be
redeneerd. Zoals je kunt verwachten van
onze organisatie, als ze voor de noodzaak
staat een stapje verder te doen.
Met die openingsrede voor de Algemene
Vergadering was het eigenlijk net zo. Daar
werd weliswaar het kardinale punt bij de
kop gevat en werden in kort bestek een
aantal grote lijnen getrokken, maar als je
het even goed op je laat inwerken heb je
er geen moeite mee en onderschrijf je de
algemene gedachtengang als iets dat lo
gisch uit de ontwikkeling volgt. De oplos
sing van een probleem, waar je lang tegen
aan kijkt, blijkt als je hem eenmaal hebt,
in wezen vaak verrassend eenvoudig. Ook
hier, al zullen er natuurlijk nog wel wat
details uitgestreken moeten worden.
Het is net als met een meetkundig vraag
stuk of met een schaakprobleem: ineens
zie je helder voor je de diepte van de li-
guur, het verzetten van een pionnetje ac
tiveert alle schaakstukken. Maar dan mag
je je niet blind staren op de stelling. De
heer Mertens heelt dat aangevoeld. Als we
de zaak goed willen benaderen moeten we
af van een star denkschema, dat enkel van
uit onderschikking ol bovenschikking re
deneert. We moeten „zien", dat er een an
dere visie mogelijk is. Dan krijg je op een
verrassende manier de ruimte.
En dan nog iets over de „Key-note":
het gaat om het bepalen en het voe
ren van een strategie. Dat wil zeg
gen niet om een hele serie tactische be
wegingen van afzonderlijke onderdelen,
maar om de grote plannen voor de hele
krijgsmacht. Dat is logisch een eerste eis,
want de operaties van de onderdelen zijn
alleen zinvol als ze passen in de grote
strategische visie.
Ondertussen zijn we geen militairen. We
werken niet met een krijgsheer, die een
plan in zijn hoofd heelt en tegen zijn on
dergeschikten zegt: „Ga en hij gaat, kom
en hij komt". Wij pakken dat heel anders
aan. Ook wij moeten de grote lijnen trek
ken, maar dat wordt een coöperatieve
strategie, zowel bij het ontwerpen als bij
het uitvoeren. En dan praat je niet alleen
met een paar stafofficieren; dan gaan we
onze hele coöperatieve overlegstructuur
er bij betrekken. Want wij willen niets lie
ver dan dat ieder die in onze organisatie
werkt de grote lijnen van onze strategische
„visie" kent en onderschrijft!
Ik vind dat een mooie uitdaging. Moeilijk,
maar we zullen het met onze coöperatieve
ervaring best klaren. Als we maar in soli
dariteit eikaars rol aanvaarden. Enig vallen
en opstaan zal er bij komen, maar al spoe
dig zullen we er aan gewend raken.
Zover is het nog niet. We gaan ons eerst
beraden, de „Key-note" is gegeven, we
laten het bezinken als we het rapport van
de Structuurcommissie ter hand nemen.
Een Key-note is nog geen symfonie. Ze
geeft slechts de toon aan. De symfonie
komt eerst als het hele orkest in de toon
de veelheid van instrumenten bespeelt. En
dat vind ik tóch een aardige gedachte bij
de rede, die we op de Algemene Vergade
ring hebben gehoord.
J. R. H.
rede,