wob
wob
wob
wob
4
te vrezen voor een toestand die vergelijk
baar is met de jaren dertig.
Met betrekking tot de werkloosheidsontwik
keling in ons land benadrukt de president
van De Nederlandsche Bank in het bijzon
der het belang van een herstel van de ren
dementen. Hiertoe bepleit hij een daling van
de arbeidsinkomensquote en van de belas
ting- en premiedruk.
Waar het gaat om de specifieke verantwoor
delijkheid van De Nederlandsche Bank in
sociaal-economisch opzicht namelijk de be
heersing van de liquiditeitenmassa wordt de
stijging van de liquiditeitsquote in 1974 met
bijna 3 punten verdedigd door te wijzen op
de verzwakking van de conjunctuur, de
overheveling van spaargelden naar korte
deposito's alsmede de sterke stijging van
in- en uitvoerprijzen waardoor de behoefte
aan liquiditeiten waarschijnlijk sterker steeg
dan uit de toeneming van het nationale in
komen zou voortvloeien.
Dit laatste neemt volgens dr. Zijlstra niet
weg dat het toch zaak blijft om de ontwik
keling van de liquiditeitsquote nauwlettend
te volgen om zo nodig te voorkomen dat
in een toekomstige periode de omvang van
de liquiditeitenmassa een belemmering
vormt voor een doeltreffend monetair be
leid. Dat het voeren van een doeltreffend
monetair beleid overigens niet als een een
voudige opgave wordt gezien moge blijken
uit de constatering enerzijds dat moet wor
den voorkomen dat een zodanig rentepeil
ontstaat dat daardoor een toevloed van
middelen uit het buitenland wordt aange
lokt en anderzijds dat een monetaire ver
ruiming tot stand gebracht uitsluitend ter
wille van een gewenst rentepeil het beleid
op een inflatoir pad brengt.
Evenals in 1974 lijkt ons ook thans nog met
het oog op de investerings- en werkgele
genheidsontwikkeling de nodige terughou
dendheid met betrekking tot een restric
tieve kredietpolitiek geboden.
VERMOGENSAANWASDELING
Bij het verschijnen van de interim-nota in
komensbeleid van de regering in mei jl.
ging de meeste belangstelling uit naar het
voorstel hierin om te komen tot een ver-
mogensaanwasdeling.
Hoofddoel van de vermogenaanwasdeling
is de aanzet tot een meer aanvaardbare ver
mogensverdeling. Een neven-doelstelling is
het bevorderen van een zo uniform moge
lijke loonontwikkeling. De vraag in dit ver
band is of deze doeleinden het middel van
de vermogensaanwasdeling heiligen.
Kernpunt van het regeringsvoorstel is dat
een nog nader te bepalen deel van de over
winst van alle ondernemingen die vennoot
schapsbelasting betalen en een fiscale
winst hebben van een kwart miljoen of meer
door uitkering van vermogenstitels aan de
werknemers ten goede moet komen. Een
deel hiervan zal worden aangewend voor
de verbetering van de pensioenvoorziening
van alle volwassen werknemers in ons land,
terwijl het resterende deel rechtstreeks ten
goede zal komen aan de werknemers in de
onderneming waar de overwinst wordt ge
maakt.
Uit idealistisch oogpunt kan het regerings
voorstel om te komen tot een vermogens
aanwasdeling in bepaalde kringen positief
worden beoordeeld. Idealisme alleen biedt
echter een te wankele basis om daarop een
beleid af te stemmen. Zeker in het onderha
vige geval is het van het grootste belang om
de praktische voor- en nadelen in een rui
mer kader te beoordelen. In deze afweging
dient centraal te staan de vraag of en in
hoeverre de vermogensaanwasdeling een
bijdrage kan leveren tot een afremming van
de stijging van de loonkosten en derhalve
tot een herstel van de kapitaalrendementen.
Wanneer dit niet het voornaamste criterium
is waarop de haalbaarheid wordt getoetst,
betekent dit dat de aandacht wordt afgeleid
van de wezenlijke problemen waarmee ons
land in economisch opzicht te kampen
heeft.
ZORGEN IN LAND- EN TUINBOUW
Temidden van de jaarverslagen van natio
nale ondernemingen heeft de Nederland
se land- en tuinbouw haar „jaarverslag" ge
publiceerd over de periode 1973/1974. Wij
doelen hiermede op het landbouw-econo-
misch-bericht, dat door de goede zorgen
van het LEI is uitgebracht. Reden tot een
juichtoon bevat dit verslag nauwelijks, even
min als dit geldt voor de eerste jaarversla
gen. Verontrustend wordt zelfs de situatie,
indien in de beschouwingen worden be
trokken de ramingen, welke voor 1974/1975
zijn opgesteld. Voor de meeste agrarische
bedrijfssectoren zal het arbeidsinkomen
dalen beneden het CAO-loon voor de
agrarische werknemer en het dividend zal
zeer waarschijnlijk worden gepasseerd.
De onrust, welke gedurende 1974 voor
ieder waarneembaar was onder de agra
riërs, laat zich door deze cijfers best be
grijpen. De gevolgen van de wateroverlast
in zuidwest Nederland komen evenzeer tot
uitdrukking. Verwacht wordt, dat voor de
grotere bedrijven in zuidwest Nederland het
arbeidsinkomen mede als gevolg van deze
wateroverlast zal dalen van 41.500 in 1973/
1974 tot 16.000 in 1974/1975.
Speciaal voor de veredelingslandbouw en
de tuinbouw zijn de vooruitzichten voor
1974/1975 respectievelijk 1975/1976 weinig
optimistisch. Dit zijn sectoren, waarin markt-
verordeningsprodukten ontbreken en waar
in met name voor de tuinbouw aan de kos
tenzijde een prijsstijging wordt geraamd
van 20%. Sectoren, waarin ook duidelijk
sprake is van een marktverzadiging en
waarin de producenten voor de prijsvorming
in sterke mate afhankelijk zijn van de ex
port. Een „harde" gulden heeft voor deze
sectoren mogelijk meer nadelen dan voor
delen.
Als gevolg van deze ontwikkeling is de li
quiditeitspositie van vele bedrijven afgeno
men. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat
het aantal aanvragen in het kader van de
Rijksgroepsregeling Zelfstandigen sterk is
toegenomen. Voor de land- en tuinbouw
steeg het aantal aanvragen boven 7.500
van 128 in 1973 tot 549 in 1974, terwijl gedu
rende het eerste kwartaal 1975 de stijging
alweer groter was dan in 1974.
Dat de afname van de liquiditeitspositie niet
direct voor alle bedrijven merkbaar was, is
het gevolg van enerzijds een categorie be
drijven, welke goede resultaten behaalde en
anderzijds van de (nog) goede vermogens
positie van de Nederlandse land- en tuin
bouw. Als gevolg van dit laatste kan het
verschil tussen de berekende en de be
taalde rente duizenden guldens verschil
len, welk verschil kan leiden tot een veel
hoger gezinsinkomen dan het arbeidsinko
men.
Voor het afgelopen jaar resulteerde dit in
een gezinsinkomen, dat nog een besparing
toeliet van 12.400. Hierdoor was het moge
lijk ook voor een belangrijk gedeelte te
voorzien in de vermogensbehoefte als ge
volg van noodzakelijke investeringen.
Hoe belangrijk het eigen vermogen is en
wat het nut hiervan kan zijn in tijden, dat de
rentabiliteit te wensen overlaat, wordt door
deze cijfers nog eens onderstreept. Daar
naast toont het duidelijk aan voor welke pro
blematiek de jonge boer en tuinder ge
plaatst wordt bij de bedrijfsovername, wan
neer de verhouding eigen-vreemd ver
mogen niet optimaal is.
HINDERNISSEN OP DE WEG NAAR HET
GROTERE BEDRIJF
Volgens het Landbouw-Economisch Be
richt van het LEI hebben de grotere be
drijven in 1973/1974 in het algemeen betere
resultaten behaald dan de kleinere.
Daarbij dient onderkend te worden, dat een
zekere correlatie tussen het niveau van de
ondernemer en de bedrijfsgrootte en uit
rusting aanwezig is. Vele ondernemers in
het kleinere bedrijf zullen echter trachten
veelal omdat dat de enige weg is om hun
bedrijf voort te zetten - tot het grotere be
drijf te komen.
Dit gaat gepaard met grote investeringen,
welke voor het behalen van een gelijkblij
vend inkomen reeds gesteld kunnen worden
op een paar ton. Indien de eigen middelen
hiertoe ontbreken hetgeen dikwijls het
geval is impliceert dit, dat vreemd ver
mogen dient te worden aangetrokken. Onze
banken hebben dit verstrekken van vreemd
vermogen steeds als één van hun zeer be
langrijke taken gezien. Zij hebben hun fi
nancieringsregels zodanig aangepast, dat
op passende en verantwoorde wijze kan
worden voorzien in de behoeften op dit
punt van de boer en tuinder.
Voorwaarde voor het aantrekken van
vreemd vermogen is echter, dat het rende
ment van het geïnvesteerde vermogen mi
nimaal gelijk is aan de kosten, verbonden
aan het opnemen van het vreemde ver
mogen. Mocht dit niet mogelijk zijn, dan is
op wat langere termijn het gevaar aanwezig,
dat aan de verplichtingen slechts voldaan
kan worden door middel van de berekende