wob
3
HET JAARVERSLAG VAN DE NEDERLAND-
SCHE BANK
banken behoren. Al meer dan 75 jaar, toen
geen andere bank zich iets van hen aan
trok, werden de kleijne luijden met hun
winkeltjes en bedrijfjes op het platteland
door ons gefinancierd. Zij waren lid van
onze banken, zij maakten deel uit van de
bestuurscolleges, zij beschouwden onze
banken als hun eigen bank.
Hand in hand met de ontplooiing van deze
bedrijven, met hun groeiende behoefte aan
financieringen en bankdiensten, hebben
wij ons arsenaal van mogelijkheden uitge
breid. Dat gebeurde niet „pour besoin de
la cause", niet om nu eens te gaan oogsten
wat een ander gezaaid heeft, maar het
kwam voort uit de binding, die tussen ons
en deze ondernemers reeds lang bestond.
Wij zagen en zien het als een essentieel
deel van onze taak de ondernemers met
hun bedrijven voort te helpen. Reeds jaren
geleden hebben wij gespecialiseerde kre
dietadviseurs aangesteld, niet alleen voor
de agrarische financiering, maar ook voor
die van het midden- en kleinbedrijf.
Het spijt ons, dat van deze nauwe betrok
kenheid van de Rabobanken bij de midden
stand in het redactionele commentaar niets
terug te vinden is. De schrijver heeft toch
zeker geweten, dat ons bezwaar tegen de
monopoliepositie van de NMB niet van
vandaag of gisteren dateert, maar al voor
vele jaren her, van ver voor de fusie van
onze vroegere organisaties. Tevenover die
bezwaren hadden wij niet met het kluitje
„te laat nagedacht, blijf maar op je blaren
zitten" in het riet gestuurd mogen worden.
Wij verwijten de NMB hoegenaamd niets,
alleen verlangen wij dat de overheid nu
eindelijk eens haar garantie ook wil uit
strekken tot kredieten, die ondernemers
ontvangen van banken, die net als de NMB
ervaren en deskundig zijn ten aanzien van
het midden- en kleinbedrijf. Dat wij een
jaar geleden, toen al onze protesten vruch
teloos bleken, met een eigen Bijzondere
Middenstands Financieringsregeling moes
ten komen om onze cliënten iets gelijk
waardigs aan de door de overheid gega
randeerde kredieten te bieden, zij tot daar
aan toe. Het is echter een zelfstandig on
dernemer onwaardig, dat zijn eigen bank
in dezen achtergesteld wordt bij een bank
waarin de Staat groot aandeelhouder is.
Het jaarverslag van De Nederlandsche Bank
over 1974 bevat weinig verrassingen. In het
„algemeen overzicht" toont dr. Zijlstra zich
niet erg optimistisch ten aanzien van een
duurzame keer ten goede in de ontwikke
ling van de wereldeconomie op korte ter
mijn. Als voorwaarden om te komen tot een
duurzaam herstel noemt hij het stimuleren
van de bestedingen daar waar zulks gebo
den is, een met kracht voortgezette bestrij
ding van de inflatie, het tot staan brengen
van de erosie van de rendementen en het
herstel van een bevredigende stabiliteit in
de internationale monetaire verhoudingen.
Toch gelooft dr. Zijlstra niet dat we hoeven
In een periode dat de Kringvergaderingen,
de Centrale Kringvergaderingen en daarna
onze grote jaarlijkse Algemene Vergade
ring worden gehouden wordt er veel ge
sproken en nagedacht over structuur en
doelstelling van onze coöperatieve orga
nisatie. Wanneer wij daarover denken en
praten komt ook de vraag op hoe „men'
ons ziet. Met die „men" bedoel ik dan het
bedrijfsleven in al zijn vormen en de par
ticuliere Nederlander. Met een wat mo
dernere term zou ik kunnen zeggen dat
de vraag opkomt hoe het imago van onze
organisatie naar buiten is.
Velen denken dat dat imago vroeger uit
sluitend agrarisch is geweest. Dat is niet
geheel waar, al bevat het een belangrijke
kern van waarheid. Ik zou het zó willen
uitdrukken dat onze coöperatieve banken
de plattelandsgemeenschap financierden,
waarvan de agrarische bevolking het
hoofdbestanddeel vormde. Toen onze ban
ken in die plattelandsgemeenschap en
voortkomend uit land- en tuinbouw klan
ten kregen die te groot voor ze werden,
werd de Centrale Bank voor de financie
ring van die klanten ingeschakeld. Deze
klanten betroffen en betreften met name
de gegroeide en groeiende agrarische
coöperaties.
In het bijzonder in de na-oorlogse jaren
ontwikkelde de land- en tuinbouw en de
rest van de plattelandsgemeenschap zich
ook verder. Ik denk hierbij aan de zeer
snelle ontwikkeling van de glastuinbouw
en de veredelingslandbouw. Maar ik denk
ook aan het veel moderner detailhandels
apparaat dat zich ook in de provincie ont
wikkelde, waarbij men in vele gevallen
nauwelijks meer van platteland kon spre
ken. De financiering hiervan eist zeer veel
en de noodzaak voor het verkrijgen van
de middelen hiervoor leidde tot een enorme
expansie van onze organisatie naar het
semi-stedelijke en het stedelijke gebied.
Het is met name die uitbreiding die weer
andere ontwikkelingen meebracht, in die
zin, dat wij een bank voor iedereen" in
de letterlijke betekenis van het woord ble
ven, maar daaraan konden toevoegen
goed voor alle diensten die een bank kan
bewijzen". Die klantenkring breidde zich
uit en de klanten van onze banken ontwik
kelden zich verder. In het dichtst bevolkte
land ter aarde, dat haast de helft van de
produktie exporteert is dat geen wonder.
Voor onze organisatie bracht dit de nood
zaak mee om in die ontwikkeling mee te
groeien. In dat meegroeien hebben wij er
voor gezorgd dat wij gespecialiseerd ble
ven in het agrarische en dat land- en
tuinbouw met alles wat daartoe behoort,
een zwaar beroep op onze organisatie
bleef doen en dat dat beroep ook kon wor
den beantwoord. De sterkere groei naar
het niet-agrarische midden- en kleinbedrijf
ging niet ten koste van de agrarische fi
nanciering.
De noodzaak om ons sterker te speciali
seren in het internationaal bankieren was
niet alleen een voordeel voor de organisa
tie en een voordeel voor de niet-agrarische
leden en klanten, maar ook voor de agri-
business. Van de totale in- en uitvoer van
Nederland maken agrarische grondstoffen
en eindprodukten nog altijd en zeer be
langrijk deel uit. Voor dat deel gelden
evenzeer de in de laatste jaren sterk toe
genomen valuta-risico's als voor het niet-
agrarische bedrijfsleven. Het verkopen en
betaald-krijgen geeft in de agri-business
een zelfde problematiek als elders en daar
om is het zo belangrijk dat onze organisa
tie van een instituut, dat de plattelands
gemeenschap financierde, is gegroeid tot
een moderne bankorganisatie en nog ver
der in die richting zal groeien.
Tijdens en na de Algemene Vergadering
had ik, evenals in de daaraan vooralgaan-
de vergaderingen van kringen en b.v. ook
in de vergaderingen van de Structuurcom
missie, de indruk dat wij in overgrote
meerderheid mentaal op deze verdere ont
wikkeling zijn ingesteld. Dit is uiterst be
langrijk. Over onderdelen en uitwerkingen
kunnen wij dan nog van inzicht verschil
len; wij zullen daar dan open over moeten
praten. Wij brengen dergelijke verschillen
van inzicht bij elkaar als wij het over de
doelstelling eens zijn. Dat doen wij vooral
als wij ons bewust zijn dat het niet alleen
voor de agri-business, maar voor al onze
leden en klanten een noodzaak is dat wij
in een moderne ontwikkeling meegaan en
ons daarin verder ontplooien.
A. J. Verhage.