36 inkomensontwikkeling conclusies de ontwikkeling in de glastuinbouw steun alleen mag worden voortgezet als de prijzen van olie en aardgas gekoppeld blijven. Het prijsverschil zou in twee jaar moeten worden aangepast, zodat de gas- prijs snel op het niveau van de olie komt. Dit zou betekenen dat de gasprijs onge veer 20% gaat stijgen in het najaar, waar na deze in 1978 volledig wordt aangepast. Een en ander zal een nadelige invloed heb ben op de inkomensontwikkeling. De on derhandelingen hierover zijn nog gaande. Indien de glastuinbouw na juni de volle dige prijs voor energie zou moeten beta len, dan is deze prijs ongeveer drie maal zo hoog als in het seizoen 1972/73. Een olieprijs van 210,- per ton komt ongeveer overeen met een gasprijs van 15,7 cent per m3. Een dergelijke kostenstijging is voor de tuinbouw nauwelijks te overbruggen. In het seizoen 1975/76 zullen de prijzen dit niveau gelukkig niet halen. De onderne mers zullen moeten proberen de kostenstij gingen zoveel mogelijk in de hand te hou den. Als samenvatting van het bovenstaande kan worden gezegd, dat de kostenontwik keling in de glastuinbouw ver is uitgeste gen boven de opbrengstontwikkeling. Gebleken is dat vooral de bedrijven buiten de grote centra de grootste problemen kennen. Deze bedrijven hebben onder an dere minder mogelijkheden om over te schakelen op aardgas. Vooral de bedrijven die in het Zuidhollands glasdistrict liggen hebben wat kostenbesparingen betreft be tere mogelijkheden dan andere bedrijven, onder andere door de nabijheid van leve ranciers, veilingen enz. Ook is gebleken dat de verwarmde - kapitaalintensieve - bedrijven meestal betere resultaten beha len dan de onverwarmte bedrijven. Hoewel bovenstaande gegevens er vrij somber uit zien, moet er echter wel reke ning mee gehouden worden dat de LEI-be- rekeningen bedrijfseconomische gemiddel den zijn. De situatie in de praktijk is meest- GLASGROENTEN kosten/m2 opbrengsten/m2 19731.o. v. 1972' 13% 1974 t.o.v. 1973' 22% 1975 t.o.v. 1974 2 20% 1 Bron: LEI 2 Raming Landbouwschap 16% 5% 5% GLASBLOEMEN kosten/m2 opbrengsten/m2 14% 18% 17% 4% 11 10% Een krachtige inkomensdaling sinds 1972 is het gevolg: ARBEIDSOPBRENGST PER ONDERNEMER groenteteelt snijbloemen 1972 18.330,- 41.620,- 1973 ƒ30.480,- ƒ28.640,- 19741 11.800,- 20.900- 19752 1.500,- 10.500,- Raming LEI 2 Raming Landbouwschap, onder voor waarde dat de olievoorschotten worden omgezet in subsidies. SPREIDING VAN HET ONDERNEMERSIN KOMEN IN PROCENTEN (1973) negatief - 5.000,- 5.000,- - 25.000,- 25.000,-- 40.000,- 40.000,- - 60.000,- groter dan 60.000,- <v o ra O) 5 27 21 29 18 100 c O) E ai O 19 22 29 10 15 100 gem. ondernemersinkomen 39.390,- 36.220,- Bron: LEI al wat gunstiger, daar bij de arbeidsop- brengst altijd de niet-betaalde (en wel be rekende) rente van het eigen vermogen en de handenarbeid van de gezinsleden moet worden opgeteld. Het besteedbare gezins inkomen ligt dan ook gemiddeld 13.000,- tot 16.000,- hoger dan de arbeidsop- brengst. Vooral de bedrijven met een groot eigen vermogen hebben op deze manier een potentiële reserve waaruit de buffer werking van het eigen vermogen blijkt. Slechte bedrijfsresultaten gedurende enke le jaren kunnen echter het eigen vermogen aantasten waardoor de buffer verdwijnt. Niet alle bedrijven behalen hetzelfde in komen; er is altijd van een grote spreiding sprake. Het ondernemersinkomen is gelijk aan het arbeidsinkomen van de ondernemer ver- meerderd met de berekende rente van het eigen vermogen. Ruim 30-40 van de bedrijven behaalde onder de relatief gunstige omstandigheden van 1973 nog een laag tot zeer laag inko men. Vooral deze groep bedrijven zal het in deze moeilijke jaren zeer zwaar krijgen. Aan de andere kant is er ook altijd een groep bedrijven met een hoog tot zeer hoog inkomen. De huidige situatie en de verwachte ont wikkelingen geven aanleiding de toekomst van de Nederlandse glastuinbouw met eni ge bezorgdheid tegemoet te zien. Het ziet ernaar uit dat de sterke kostenstijgingen moeilijk kunnen worden gedekt door on- brengststijgingen. Er wordt dan ook niet verwacht dat er ruimte zal zijn voor een sterke inkomensstijging in de eerstkomen de jaren. Toch bestaat er geen reden op dit moment het toekomstperspectief van de gehele Nederlandse glastuinbouw in twijfel te trekken. Hoewel ongunstige ontwikkelin gen de positie van onze glastuinbouw dreigen te ondergraven, zijn er nog vol doende factoren aanwezig welke vertrou wen geven in onze concurrentiekracht. Hiervan kunnen onder andere het vakman schap van de ondernemers, de technische outillage van de bedrijven, de geconcen treerdheid van de produktie, de organisa tie van de afzet en de kredietverlening ge noemd worden. Bovendien heeft de glas tuinbouw ook de moeilijke periode aan het eind van de zestiger jaren en het begin van de zeventiger jaren weten te over bruggen Dit ging toen wel ten koste van een groot aantal bedrijfssluitingen. Daar naast blijft de markt aan de vraagzijde zelfs op korte termijn moeilijk te voorspel len. In de komende jaren zullen echter de hui dige ontwikkelingen de continuïteitsbasis aan een groep bedrijven in de glassector ontnemen. Verwacht mag worden, dat weer een situatie zal ontstaan zoals aan het eind van de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig, met een toenemende uit kristallisatie van de bedrijven binnen de gehele glassector. Ook in die jaren heeft de glastuinbouwsector de bestaande pro blemen overwonnen. Verwacht wordt dat door de situatie zoals die nu bestaat en zoals die voor de komende jaren verwacht wordt, de ontwikkelingen van de laatste jaren versneld zullen worden. Hierbij zal de overheid een steeds grotere rol gaan spelen onder andere door het nemen van sociaal-economische maatregelen, EEG- maatregelen en de koers van de gulden. Grote uitbreidingen kunnen de glastuin bouw nu duidelijk schaden; de sector is nu meer gebaat met diepte-investeringen, waardoor verbetering van de marge ont staat, dan met uitbreidingsinvesteringen. Van de tuinders en overige betrokkenen, waaronder de Rabobanken, zal veel ge vraagd worden om de te verwachten pro blemen het hoofd te bieden.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 38