31
jonge agrariërs
voorstellen
ken is met het minimumloon, dan komt hij voor een aan
vulling in aanmerking. Voorwaarde is, dat de betrokkene
een nog niet nader genoemd percentage van het minimum
inkomen uit zijn bedrijf kan krijgen, zodat hij nog met recht
als zelfstandige kan worden aangemerkt.
In de nota wordt deze gedachte niet in detail uitgewerkt.
Wel wordt gesteld dat aan de hand van bestaande rege
lingen in de richting van de garantie van een minimum
inkomen gewerkt kan worden. Als voorbeeld wordt ge
noemd de Rijksgroepsregeling Zelfstandigen van de Bij
standswet, welke ruimer kan worden toegepast. Ook wordt
genoemd het reeds eerder geopperde idee van een aan
vulling op het inkomen van zelfstandigen met te geringe
verdiensten waarvoor geen alternatieve werkgelegenheid
is.
Wat de algemene inkomensontwikkeling voor zelfstandigen
betreft, bevat de interim-nota ook een aantal passages die
interessant zijn voor de landbouw. Zo wordt gesteld dat er
naar wordt gestreefd om de algemene inkomensontwikke
ling van zelfstandigen parallel te laten lopen met die van de
werknemers. Het inkomen van zelfstandigen wordt op vele
manieren door de overheid beïnvloed. Genoemd wordt on
der meer het mededingingsbeleid en het prijsbeleid. Be
loofd wordt het fiscale beleid nader te bekijken om na
te gaan wat de invloed ervan is op het behoud van de in
komensbron.
Voor de land- en tuinbouw wordt het structuurbeleid ge
noemd en daarbij wordt gesteld dat „voortzetting van ruil
verkaveling noodzakelijk is". Verder wordt de uitbreiding
van het rentesubsidiebeleid tot de zogenaamde midden
bedrijven en de bedrijfsbeëindiging op termijn genoemd;
beide onderwerpen werden reeds eerder door de Minister
van Landbouw aangekondigd. Ook de verruiming van de
normen voor directe beëindiging van bepaalde onderdelen
is reeds eerder aangekondigd. Verder wordt ook subsidie
aan bedrijfsverzorgingsdiensten genoemd als mogelijkheid
om de zelfstandige bij ziekte en vakantie bij te staan.
Belangwekkend is de passage waarin staat dat, als on
danks deze maatregelen geen voldoende inkomen blijkt
tot stand te komen, aan aanvullende maatregelen in de
sociale en fiscale sfeer moet worden gedacht.
Zonder enige moeite kan hieronder worden gebracht de
verlanglijst van het Landbouwschap welke door de drei
gende kabinetscrisis naar aanleiding van deze inkomens
nota een tijdlang uitgesteld moest worden.
Het reeds lang verbeide rapport van de commissie van het
Landbouwschap voor de bestudering van de problemen
van de jonge agrariërs is nu verschenen. Bijna twee jaar
geleden werd tot instelling van de commissie besloten en
gedurende die periode hebben zowel de Minister van Land
bouw als groeperingen van agrarische jongeren herhaalde
malen laten blijken zeer nieuwsgierig naar het rapport te
zijn. In de herfst van vorig jaar leek het er even op dat de
commissie op verzoek van het Landbouwschap met een
interim-advies zou komen, maar dat is kennelijk niet door
gegaan.
In het rapport wordt nu een aantal voorstellen gedaan voor
maatregelen welke de jonge agrariër, die een bedrijf gaat
overnemen, kunnen helpen. Voordat het echter zover is,
wordt in het rapport uitvoerig ingegaan op de motivering
voor zulke maatregelen. Waarin onderscheidt de positie
van de jonge agrariërs zich van de oudere bedrijfshoofden
"V2r
Jong geleerd, oud gedaan. (Foto B. M. Stap)
en zijn deze verschillen reden genoeg voor bijzondere
maatregelen? Daarbij gaat de belangstelling van de mees
te lezers vooral uit naar financieel-economische maat
regelen. De verbetering van onderwijs, scholing en voor
lichting (waarvoor in het rapport nuttige suggesties wor
den gedaan) zal de overheid in het algemeen weinig moei
lijkheden opleveren.
De commissie heeft de economische positie van de jonge
agrariërs nauwkeurig geanalyseerd en de conclusie is dat
de problemen op financieel-economisch gebied voor de
jonge agrariër in het algemeen dezelfde zijn als voor zijn
oudere collega. Er is volgens de commissie voorshands
ook geen tekort aan opvolgers in de landbouw; velen van
de huidige opvolgers nemen bedrijven van te kleine om
vang over. De selectie van de jonge agrariërs, zoals deze
nu door de vrije maatschappelijke krachten geschiedt, is
volgens de commissie wel niet ideaal, maar een algemene
regeling daarvan acht de commissie niet juist. Het blijft,
wat de selectie betreft, bij enige bijsturing door bij de
voorgestelde maatregelen te mikken op bedrijfssituaties
met een redelijk perspectief.
Het motief voor de voorstellen is het relatief groter gebrek
aan eigen vermogen bij de jonge agrariër in vergelijking tot
de oudere bedrijfshoofden. Meer op de achtergrond speelt
mee het feit dat ook in andere EG-landen speciale rege
lingen voor agrarische jongeren bestaan en dat ook jon
geren uit andere beroepsgroepen een speciale behande
ling krijgen. Deze laatste constateringen worden echter
niet als doorslaggevende argumenten gehanteerd.
Op grond van deze motivering ligt het voor de hand dat
de commissie zich bij haar voorstellen richt op de bevorde
ring van de vorming van eigen vermogen door jongeren
die van plan zijn een bedrijf over te nemen of reeds
ten dele (in de vorm van een maatschap) een bedrijf heb-