algemene
vergadering
22
rede dr. a. j. verhage,
voorzitter van de
hoofddirectie, voor de
algemene vergadering
bedrijven steunen om hun
evenwicht te bewaren
achtergesteld vreemd
vermogen: goede tussenvorm
ting is van verschillende zaken afhankelijk,
externe factoren en interne.
De financiële structuur behoort tot de in
terne. Wij maken nu een tijd door, waarin
er sprake is van een relatieve verzwakking
van de financiële structuur bij het bedrijfs
leven en tegelijkertijd van een versombering
van het perspectief op langere termijn.
Het mes snijdt aan twee kanten, helaas in
negatieve zin. Er is behoefte aan sterkere
eigen vermogensvorming doch de mogelijk
heden om die te realiseren zijn afgenomen
door de inflatie en door het te geringe ren
dement op geïnvesteerd vermogen. Dit leidt
zonder meer tot het inzicht, dat de
continuïteitsverwachtingen daarvan de in
vloed niet zullen ontgaan. Een meer kriti
sche houding omtrent de bestaansmogelijk
heden is een reële ervaring van dit moment.
Nogmaals, het is onze bedoeling en ons
streven, als coöperatieve bankorganisatie
maximaal bij te dragen tot het handhaven
van de bestaansmogelijkheden. Wij moeten
ervoor zorgen daarbij het vertrouwen van
onze spaarders en rekeninghouders te blij
ven genieten, want zij zullen de financie
ringsactiviteiten mogelijk moeten maken
door het aanhouden van tegoeden. Wij re
kenen niet op een beperking van onze mo
gelijkheden door een ernstig tekort aan
toevertrouwde middelen. Als het tot een be
perking komt is die veeleer te verwachten
van een te zwakke financiële structuur van
de kredietbehoevende bedrijven en een
daardoor ontstane vermindering van weer
standsvermogen.
Voor de meting daarvan is de verhouding
waarin het bedrijf haar activa met geleend
vermogen, respectievelijk met eigen vermo
gen financiert, één van de criteria. Alles
wijst in de richting van een relatief afnemen
de bijdrage van het eigen vermogen. Dit
geldt voor alle grootte-klassen en typen van
bedrijven, zowel het grote internationaal ge
oriënteerde bedrijf als het eenvoudige de
tailhandelsbedrijf; het agrarische bedrijf zo
wel als de industriële onderneming; de
coöperatie zowel als de naamloze vennoot
schap.
Het hele bedrijfsleven worstelt met het pro
bleem van de handhaving van het evenwicht
in de financiering, opdat de onderneming
haar kredietwaardigheid zal kunnen behou
den. In het verleden sprak men wel van
winstanticipatie, waarmee bedoeld werd dat
een bedrijf, vooruitlopend op de te verwach
ten winstgroei, tijdelijk extra niet-risico-
dragend vermogen aantrok. De periode van
winstanticipatie ligt voor onbepaalde tijd
achter ons. Handhaving van het financie-
ringsevenwicht betekent thans primair een
dekking van de financieringsbehoeften die
in belangrijke mate door toedoen van in
flatie worden gecreëerd zonder daarbij de
grens van de kredietwaardigheid te over
schrijden. De dekkingsmogelijkheden zijn
zeer verschillend.
Zo heeft de internationaal georiënteerde
onderneming een groter operatiegebied tot
haar beschikking dan het meer nationaal
gerichte bedrijf. Ik denk aan het opereren
op de internationale geld- en kapitaalmarkt,
hetgeen in ruime mate is en wordt gedaan.
De gegevens die het Internationaal Mone
tair Fonds verstrekt over de operaties op de
Eurovalutamarkt laten zien, dat in 1974 voor
niet minder dan 13 miljard aan leningen
door het bedrijfsleven uit deze markt zijn
opgenomen. Dit waren vooral bedrijven uit
de Verenigde Staten, Groot-Brittannië,
Australië en Zuid-Afrika en in mindere mate
uit Canada, Finland, Frankrijk en Zweden.
Op zichzelf is het gegeven van 13 miljard
aan bedrijfsleningen een illustratie van de
internationale vervlechting van de krediet
markt.
Het maakt ook duidelijk dat een moderne
toerusting van het bankwezen inhoudt, dat
men toegang moet hebben tot de internatio
nale geld- en kapitaalmarkt.
Het zogenaamde financiële management
van de ondernemingen neemt onder de hui
dige omstandigheden een uiterst belang
rijke plaats in. Van het bankwezen mag
worden gevraagd dat het daarbij onder
steunend optreedt.
Ook onze organisatie acht zich daartoe ge
roepen. Wij willen die functie over de gehele
linie naar beste kunnen verrichten, dat wil
zeggen, dat zowel het grootbedrijf daarbij
denk ik ook aan onze coöperatieve onder
nemingen als het kleinbedrijf de dienst
verlening onzerzijds geniet, die het hen
mogelijk maakt een efficiënt en verant
woord financieringsevenwicht te realiseren.
Wel is het pakket van mogelijkheden in een
bepaald opzicht beperkt. Wij kunnen niet
deelnemen in het eigen vermogen van de
ondernemingen, hoezeer de behoefte daar
aan zich manifesteert. Het eigen vermogen
zal in hoofdzaak moeten bestaan uit voor
onbepaalde tijd ter beschikking gestelde of
verkregen middelen die als garantie dienen
voor de terugbetaling van schulden. Om als
bankorganisatie in staat te zijn middelen
voor deelneming in het eigen vermogen van
ondernemingen ter beschikking te stellen,
zou men zowel het liquiditeitsprobleem
het voor onbepaalde tijd afzonderen van
gelden als het solvabiliteitsprobleem tot
een oplossing moeten brengen. Dit lijkt on
mogelijk.
De vorming van eigen vermogen moet in
hoofdzaak van de bedrijven en ondernemin
gen zelf komen. Slagen zij daar niet in, om
welke reden dan ook, dan is het resultaat
eenvoudigweg dat het bedrijfsleven zich in
een meer kwetsbare positie plaatst.
Tussen eigen vermogen en vreemd ver
mogen ligt echter nog een derde categorie
van middelen, waarvoor ik de aandacht wil
vragen. Deze categorie moet worden aan
geduid als achtergesteld vermogen. Het