21
onzekere perspectieven
doen, wat we redelijkerwijs
kunnen en moeten doen
ons streven en beperkingen
bij financieringsbeslissingen
Als bankorganisatie voelen wij ons nauw
bij de economische ontwikkeling betrokken.
Het veranderende structuurbeeld heeft dan
ook onze bijzondere belangstelling.
In verband met de kredietverlening moeten
wij ons een oordeel vormen over de toe
komstmogelijkheden van bedrijfstakken en
van bedrijven binnen die bedrijfstakken.
Alle takken van het bedrijfsleven zijn bij de
veranderingen betrokken, want onderling
en ook internationaal is er een nauwe sa
menhang. Wij staan voor een veelheid van
vragen zowel met betrekking tot de agra
rische sectoren alsook daarbuiten.
Deze vragen betreffen het perspectief van
de land- en tuinbouw en de onderscheidene
sectoren daarvan. Ze betreffen ook de toe
komst van de visserij. De problemen in de
bouwwereld op langere termijn hebben in
Toch zal alles moeteen worden gedaan om
het zover niet te laten komen. Wij willen van
de kant van onze Centrale Bank binnen de
grenzen van het mogelijke een ondersteu
nend beleid voeren voor de aangesloten
banken om zo zoveel mogelijk het door ons
gefinancierde bedrijfsleven te ondersteu
nen. Wij zijn ons daarbij bewust van de
risico's die daarmee gepaard gaan. Dit
laatste vraagt een interne bewapening die
wij evenmin uit de weg zullen gaan.
Het beleid van de Rabobankorganisatie op
financieringsgebied heeft als richtsnoer het
bijdragen in de liquiditeitsvoorziening op
korte en langere termijn van op continuïteit
ingestelde ondernemingen en instellingen,
waaronder bij voorrang het agrarische be-
woordige omstandigheden met meer ri
sico's gepaard gaat nu het zicht op de ont
wikkeling van de rentabiliteit bepaald min
der helder is geworden en ook de financie
ringsstructuur in veel gevallen is verzwakt.
Zouden wij ons tegen die meerdere risico's
niet wapenen, dan is een beperking van
eigen kredietverleningsmogelijkheden in de
toekomst stellig te verwachten. De krediet-
prijs van de Rabobankorganisatie zal dan
ook niet duurzaam het criterium mogen zijn,
waaraan men de toepassing van onze
coöperatieve beginselen kan afmeten. Veel
eer ligt onder de huidige omstandigheden
dat criterium in het antwoord op de vraag
of de Rabobankorganisatie in de liquiditeits
voorziening van het te financieren bedrijf
heeft gedaan wat zij als coöperatie moest
en redelijkerwijs kon doen. Dat voor de be
oordeling daarvan de factor continuïteits
verwachting een doorslaggevende rol
speelt, zal geen verbazing wekken, gehoord
datgene wat ik eerder in mijn betoog heb
gezegd.
dat verband evenzeer onze aandacht als de
vraag of de dienstverlenende sectoren kans
hebben het hoofd boven water te houden.
De relatief hoge waardering van de gulden
veroorzaakt moeilijkheden voor exporteren
de bedrijven; de terugslag hiervan op de
verschillende bedrijfssectoren is uiteraard
zeer belangrijk.
Het antwoord op deze vragen is mede be
palend voor het kredietbeleid. Aarzelingen
met betrekking tot toekomstverwachtingen
uiten zich in taxaties van onderpanden.
Het uitblijven van zicht op gunstige pers
pectieven zal dan ook voor menig bedrijf
snel voelbaar zijn in de mogelijkheden van
financiering. Het gevaar van een cumulatief
proces waarin voor een reeks van bedrijven
de kredietkraan wordt toegeknepen of
zelfs dichtgedraaid, is onder zulke omstan
digheden latent aanwezig.
drijfsleven en de middenstand. Waar de
continuïteitsbewaring moeilijk wordt, zullen
wij van geval tot geval hebben na te gaan,
hoe verder moet worden gehandeld. Als
coöperatie willen wij de zwakken niet bij
voorbaat afschrijven, doch onderzoeken
welke wegen openstaan om tot een verant
woorde hulpverschaffing te komen. Wan
neer het dan in sommige omstandigheden
tot een sanering moet komen, zal dat naar
mijn mening vooral beslist moeten worden
op grond van factoren die de structuur van
de bedrijfstak en van het bedrijf raken en
niet op basis van conjuncturele factoren.
Financieringsproblemen die voortkomen uit
een conjuncturele teruggang zullen als
regel in onze beleidsafstemming tot een op
lossing kunnen worden gebracht.
Ik heb echter al naar voren gebracht dat de
kredietverlening aan bedrijven in de tegen-
De vormen waarin wij onze liquiditeitssteun
zullen aanpassen bij optredende proble
men, zijn ons uit de 77-jarige ervaring wel
bekend. Ik meen te mogen zeggen dat dit
beleid door de jaren heen aantoonbaar ge
dragen werd door een coöperatieve ge
zindheid.
Met het gestelde dat de continuïteitsver
wachting een essentiële rol speelt in de be
oordeling van te nemen financieringsbeslis
singen, kom ik op een punt van mijn be
schouwing, waarbij ik uitvoeriger wil stil
staan. Een positieve continuïteitsverwach-