onze rol in de worsteling van het financierings evenwicht algemene vergadering 20 rede dr. a. j. verhage, voorzitter van de hoofddirectie, voor de algemene vergadering op 5 juni 1975 onopgeloste problemen Nu de jaarcijfers over 1974 aan de orde zijn, wil ik eerst mijn grote waar dering uitspreken voor al het werk dat door zovelen in het belang van onze coöperatieve kredietorganisatie wordt verricht. Dit belang staat niet op zich zelf. Het is het belang van allen die op enigerlei wijze bij onze organisatie zijn betrokken. Met name wil ik noemen het belang van onze hon derdduizenden leden en van de mil joenen rekeninghouders, maar ook dat van de bijna 20.000 personeels leden en hun gezinnen. Dit alles te zamen leidt tot het besef, dat het zich inzetten voor de goede gang van zaken in deze organisatie alleszins de moeite waard is. Onze organisatie heeft een jaarcyclus kun nen afsluiten waarin sprake was van een sterke en evenwichtige ontwikkeling onder tijdsomstandigheden die in het algemeen uiterst moeilijk en onzeker waren. De goede gang van zaken in 1974 mag ons echter de ogen niet doen sluiten voor de realiteit met betrekking tot de ontwikkelingen in ons land en in vele andere landen. De problemen van werkloosheid, inflatie, fi nancieringstekorten, verzwakking van be drijfssectoren, verliesgevende bedrijfsresul taten ook bij het midden- en kleinbedrijf, zijn nog niet aan een oplossing toe die perspec tief brengt. Er is sprake van een nieuwe rangschikking van de economische struc turen, waarvan de consequenties nog niet kunnen worden overzien. Wanneer ik spreek over structurele veran deringen, dan denk ik daarbij met name ook aan verschuivingen op het terrein van de inkomensverhoudingen. In de periode 1960 tot en met 1974 is het beslag van de collectieve sector op het na tionale inkomen fors gestegen door middel van een stijging van de belasting- en sociale premiedruk van 34,2 tot 50,7 Tegelijkertijd steeg in deze periode de ar beidsinkomensquote dus het aandeel van de arbeid in het geheel van de bedrijfs- in komsten van 69,6 tot 81,9 of, wan neer wij rekening houden met de verteken ende invloed van vooral de aardgasop brengsten, zelfs van 71,5% tot 88,5%. Voor 1975 wordt een arbeidsinkomensquote van 90 verwacht. Als gevolg van deze ontwikkeling zijn de rendementen op geïnvesteerd kapitaal sinds het begin van de jaren zestig onge veer gehalveerd. Voor deze ontwikkeling krijgt ons land momenteel de rekening ge presenteerd in de vorm van een aanzien lijke structurele werkloosheid. Doordat zo wel de animo als de mogelijkheden voor het bedrijfsleven om nieuwe investeringen te verrichten sterk zijn afgenomen door de daling van de kapitaalrendementen is er momenteel sprake van een belangrijk tekort aan arbeidsplaatsen. De oplossing van dit vraagstuk moet bij de wortels worden aan gepakt. Daarbij gaat het niet om de keus tussen in- flatiebestrijding en werkloosheidsbestrijding door middel van bestedingsverruiming. Zo wel de inflatie als de structurele werkloos heid kunnen tegelijkertijd worden bestreden door een beleid dat is gericht op een duur zaam herstel van de rendementen op ge ïnvesteerd kapitaal. De aangewezen midde len hiertoe zijn een afremming van de groei van de collectieve lasten en een arbeids voorwaardenbeleid dat voorkomt dat de stijging van de loonkosten blijft uitgaan boven de stijging van de arbeidsproduktivi- teit.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 22