algemene vergadering 18 N op onze eigen coöperatieve manier rede van de heer c .g. a. mertens, voorzitter van de raad van beheer, voor de algemene vergadering waar het in wezen om gaat lijking van de plannen in de lucht komt te hangen. Ik zal u zo dadelijk aantonen, dat bij de uit werking van het model voor die leidraad reeds rekening gehouden is met de eigen aard van onze coöperatieve organisatie. Zeker, er zullen bindende regels moeten komen: alleen in uitzonderingsgevallen zal daarvan met toestemming van de Centrale Bank mogen worden afgeweken. Daarnaast zal de leidraad richtlijnen kennen van meer vrijblijvende aard: deze zullen in principe een grotere marge tot afwijking toestaan. Ten slotte zal de leidraad indicaties bevat ten, in de vorm van streefcijfers en groei percentages, die voor de banken even zo vele hulpmiddelen zullen betekenen bij hun eigen beleidsbepaling. Dames en heren, ik haast mij nu om te zeg gen, dat bij het bepalen van dat organisatie beleid onze organisatie op alle onderdelen telkenjare nauw dient te worden betrokken. Wij willen onze samenwerking nauwer ma ken, de eenheid in het geheel meer naar voren doen komen. Dat moet, maar we doen dit op onze eigen coöperatieve manier. Wij redeneren niet vanuit onderschikking of bovenschikking, en zullen daarom werken met een goede overlegprocedure. U zult daarover straks in het rapport van de Structuurcommissie kunnen lezen. Dat over leg zou beginnen bij de kringvergaderingen en zou ten slotte moeten uitmonden in een advies van de Centrale Kringvergadering. Ook die onderwerpen, die volgens de lei draad onder bindende regels, dan wel onder richtlijnen of indicaties moeten vallen, zul len geheel onder dat overleg en advies be trokken moeten worden. Dat overleg zal zo breed mogelijk zijn, maar er zullen natuur lijk ook onderwerpen zijn die zich naar hun aard niet lenen daarvoor en die vanwege het bedrijfsbelang in een meer besloten gezelschap ter sprake zullen komen. Op basis van dat advies zal dan door de Centrale Bank jaarlijks het jaarplan voor de organisatie vastgesteld moeten worden. Een jaarplan dat mede zal moeten omvatten een jaarlijks op te stellen begroting voor de Cen trale Bank en gelieerde instellingen. Ruimte zal daarbij moeten zijn voor tussen tijdse aanpassingen van de regels en richt lijnen van de leidraad, want ook onvoor ziene omstandigheden zullen slagvaardig tegemoet getreden moeten worden. En dan nog iets. Zo'n geïntegreerd organi satiebeleid blijft wezenlijk heel anders dan een centraal of centralistisch beleid. Het is een strategie, die we te samen opstellen van uit ons coöperatieve groepsbelang. Een strategie, die we als individuele banken zul len willen volgen, omdat we de waarde van de collectiviteit onderkennen. Naast, ik zeg liever ingeraamd in het ge- integreerde beleid blijft ten volle bestaan het beleid, dat de besturen van de aange- sloten banken in eigen verantwoordelijkheid voeren: op het gebied van vestigingen, ar beidsvoorwaarden en financieringen. Onze plaatselijke zelfwerkzaamheid, één der pijlers van onze structuur, zal blijven! Ik verwacht juist, dat deze nieuwe impulsen zal krijgen, wanneer een ieder van ons ook op lokaal niveau de strategische doeleinden helder voor ogen komen te staan. Bovendien, meerdere uniformiteit is welis waar nodig, maar we zouden ons doel juist van uit coöperatief oogpunt voorbij schie ten, als we op alle onderdelen een uniform beleid zouden willen doorvoeren. Ver scheidenheid in beleidsbepaling moet daar om een van de uitgangspunten van onze strategie, van ons „geïntegreerde beleids plan", blijven. Dat plan dient om dezelfde reden als het ware ingebouwde waarborgen te bevatten, dat mogelijke belangentegenstellingen tus sen aangesloten banken en de centrale in stellingen en tussen de aangesloten banken onderling in harmonie worden gebracht. Als we zó te werk gaan zal het ons gelukken de Rabobankorganisatie tot een hechte bancaire eenheid te smeden! Ten slotte blijft nog één vraag. Waarom doen we dit? Wat beweegt ons uiteindelijk om de rode draad van onze echt coöpera tieve samenwerking nu door te trekken, verder dan we vroeger onder andere om standigheden ooit nodig geacht hebben? Ik geef u hetzelfde antwoord, als ik vorig jaar in deze bijeenkomst in wat ander ver band al geformuleerd heb. Een antwoord, dat voor mij voortvloeit uit het wezenlijke van ons coöperatief bankbedrijf als samen werkingsverband en dat ik zie als het ver zekeren van de continuïteit van de voorzie ning in de financieringsbehoeften van de economsche activiteiten van al degenen, die bij dat samenwerkingsverband als belang hebbenden zijn betrokken. Dat is een hoge taak. Een taak die ons ver plichtingen oplegt. Daarvoor zijn we nooit teruggeschrokken. Dat mogen we ook nu niet. En daarom hoop en vertrouw ik, dat we in de naaste toekomst ons eendrachtig zullen betonen in het opstellen en aanvaarden van wat voor het blijvend goed vervullen van die taak bevorderlijk is. Hiermee verklaar ik onze Algemene Verga dering voor geopend.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 20