visie en leidraad ten overwinnen, deze consequentie als mo gelijkheid binnen onze eigen organisatie ter beschikking hebben. Ons integrale beleid zal een aantal wezen lijke punten moeten bestrijken: liquiditeit, solvabiliteit en rentabiliteit. Hoe begrijpelijk dat is, wordt duidelijk als we bedenken, dat voor het monetaire beleid De Nederland- sche Bank reeds lang de Rabobankorgani- satie als collectiviteit beschouwt. Deze bank zal na de komende wijziging van de Wet Toezicht Kredietwezen zowel bij haar bedrijfseconomisch als bij haar sociaal- economisch toezicht rekening houden met de nauwe onderlinge samenhang van de coöperatieve banken. Ook deze door ons onderschreven be nadering van onze organisatie in het kader van de gewijzigde wetgeving, dwingt ons er toe dat het beleid van de aangesloten ban ken in overeenstemming met het belang van de collectiviteit wordt gevoerd. En dat de controle op dat beleid door de Centrale Bank moet worden uitgevoerd, volgt reeds uit de Wet Toezicht Krediet wezen krachtens welke het toezicht op de aangesloten banken aan de Centrale Bank wordt gedelegeerd. Wij gaan dus met ons streven naar een in tegraal beleid geheel in de richting waarin De Nederlandsche Bank en de wetgeving denken. Ik noemde als een van de wezen lijke punten, waarop ons beleid betrekking moet hebben, de rentabiliteit. Daarmee hangt een aantal beleidsaspecten samen, dat u reeds een verdere indruk zal geven van de inhoud, die onze integrale aanpak moet krijgen: ik denk aan de ontwikkeling van het dienstenpakket, de zorg voor de ver eiste deskundigheid mede door een deug delijk personeelsbeleid, eenvormigheid van de tarieven, het mee doen aan gemeen schappelijke publiciteit en presentatie en verder het vestigingsbeleid. We zouden, zo is de gedachte van de Struc tuurcommissie, dit alles kunnen realiseren vanuit een meerjarige beleidsvisie. Vanuit een raming over een termijn van en kele jaren zou telkens een op de wezenlijke beleidspunten toegespitst jaarplan kunnen worden opgesteld. De meerjarenraming zowel als het jaarplan gaan uit van en richten zich op de totaliteit van de aangesloten banken. De eerste geeft de meer globale doelstellingen en zet de koers uit op middellange termijn, de laatste, het jaarplan, kan nader de tarieven en de streefcijfers van het marktbeleid in het eerstkomende jaar definiëren. Daarvoor zal een „leidraad" opgesteld moe ten worden, die tot uitgangspunt heeft, dat iedere individuele bank haar afzonderlijk beleid richt op het bereiken van de doel stellingen, welke de hele organisatie voor ogen houdt. Zo'n leidraad is het noodzake lijke sluitstuk, daar anders de verwezen- Ook in het Jaar van de vrouw bKjlt het een mannenvergadering Daarom een ereplaats voor deze tfrie, die met nog enkele andere dames dan toch het vrouwelijke element onder de duizenden afgevaardigden vertegenwoordigden.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 19