13 mr. C.Th. E. Graaf van Lijnden van Sandenburg laten zich in hem niet anders dan combineren met de gevoelens van vertrouwen en vriendschap die hij bij ieder van ons opwekt. Daar knoopte ook de heer Van Maldegem bij vast in een flonkerende toespraak, waarin hij tegelijk geestig en ernstig zijn eerlijke mening gaf. „U hebt", zei hij tot de heer Van Lijnden, „uw geheime, uw stille kracht. En het geheim is eenvoudig: u had en u hebt ons vertrouwen." Als paardeman tot paardeman sprekend kon de heer Van Maldegem het nog beter uitdrukken: „U hebt in vele functies willen fungeren als trekpaard, in een wat luxe uitvoering, en u hebt als zodanig aan vele wagens helpen trekken. Zo ook onze Rabokar en onze Rabostal. Een stal met vele duizenden werkpaarden, een stal met alle soorten en rassen, met alle soorten bloed. Maar ze hebben vele overeenkomsten, het zijn allemaal harde werkers, nooit weigeraars, zuinig in de kost en goed van karakter. En als er eens een keer een slaat, dan doet hij dit oog in oog met de voorbenen, maar nooit vals met de achterbenen. Deze elitestal en deze prachtige wagen hebt u vele jaren mee mogen besturen. En u deed dat goed, op uw eigen wijze. U weet, dat u uw paard in uw stal over het hoofd moet aaien als vriendschapsbewijs. U wist ook dat u de paarden van de Rabostal nooit over de kop moet strijken, want dan gaat het tegen de haren in." Ten slotte nog even iets uit de speech van de heer Van Lijnden zelf. „Als de heer Van Maldegem", zo zei de heer Van Lijnden, „over de 'aangesloten ban ken' spreekt, geeft hij daarmee eigenlijk datgene aan, waar de zaak bij ons om draait." „In deze tijd is de enige mogelijkheid om op je benen te blijven staan de zaak zo goed te drijven, dat je het vertrouwen hebt van je hele cliëntèle Dat kun je alleen maar bereiken, wanneer je dat bij de mensen kunt brengen. Ik geloof, dat de wijze, waarop de aangesloten banken dit brengen bij de gewone mensen in ons land, bij 'het Nederlandse volk' - als ik het zo mag zeggen - in stad en dorp, deze mensen aanspreekt, vooral in de tegenwoordige tijd. Ik zie voor onze organisatie in de komende jaren ongetwijfeld een groei. Ik laat nu in het midden of die groei al datgene zal opvangen wat nodig is, maar ik geloof in elk geval toch wel dat wij niet een soort van stilstaande en dode orga nisatie zullen gaan worden. Integendeel, ik geloof, dat wij dezelfde groei en hetzelfde leven in onze organisatie zullen houden, als de laatste twintig jaren het geval is geweest. Dat gebeurt dan dank zij de Centrale Bank en dank zij de aangesloten banken. Wanneer je op een gegeven ogenblik afscheid gaat nemen, voel je en weet je wat je gaat missen. Eerlijk gezegd, het contact tussen de mensen onderling is het meest belangrijk. Wanneer er wordt gezegd: wij danken u voor de bijdrage die u hebt geleverd aan het bestuur van onze bank, dan meen ik te mogen zeggen, dat ik u allen een veel grotere dank ben verschuldigd voor de wijze, waarop u mij dat mogelijk hebt gemaakt, alsmede voor de grote vriendschap en de aangename verhou dingen, die wij altijd onder elkaar hebben gehad."

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 15