11 opvoeren begrotingstekort thans nog prematuur collectieve sector weegt zwaar gen is gerekend. Dit legt niet mis te ver stane beperkingen op aan de speelruimte voor het begrotingsbeleid. In het kader van het trendmatige begrotings beleid wordt het structureel gewenste be grotingstekort berekend als het besparings overschot van de overige sectoren van de volkshuishouding in een conjunctureel evenwichtige situatie, rekening houdend met een zodanig overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans als nodig is voor de financiering van de ontwikkelings hulp voor zover die via de kapitaalrekening loopt. Als de overheid in die conjunctureel evenwichtige situatie het besparingsover schot van de overige sectoren opneemt, zal daarmee het economisch evenwicht worden gehandhaafd. Men zou thans naast de zoëven genoemde negatieve factor van een mogelijk tragere groei, ook de vraag aan de orde kunnen stellen of er geen aanleiding is het struc turele begrotingstekort in opwaartse rich ting bij te stellen, zulks in verband met de daling van de investeringsquote. Men moet daarbij naar mijn overtuiging de volgende belangrijke factoren in overweging nemen. In de eerste plaats is het begrotingstekort in 1974 reeds met 500 miljoen bijgesteld en in 1975 nog eens met 1,5 miljard. In de tweede plaats kunnen wij constateren, dat ook de nationale spaarquote is gedaald. Indien men deze factoren in ogenschouw neemt, lijkt er thans voor een bijstelling van het structurele begrotingstekort geen aan leiding te zijn. Mocht op wat langere termijn blijken, dat de investeringen, met name die in de sector van de bouw, blijvend op een lager niveau komen, dan is er aanleiding om de daardoor ontstaande ruimte in de economie op te vullen door een vergroting van het structurele begrotingstekort. Voors hands moet een dergelijke operatie even wel prematuur worden geacht. Wanneer ik nu mijn betoog ga afsluiten, mijnheer de voorzitter, dan wil ik tot slot nog wijzen op één ander aspect. Bij het overwegen van eventuele lastenverzwarin gen, dient er in toenemende mate mee te worden gerekend, dat een zeer sterke wis sel wordt getrokken op de bereidheid bij te dragen aan de uitbouw van de collectieve sector. Immers, de vertraging in de groei van het nationale inkomen zal op zichzelf bezien reeds tot gevolg hebben dat de reële inkomensverbetering voor de particuliere sector in de komende jaren geringer zal kunnen zijn dan in het verleden het geval is geweest. De tendentie tot afwenteling van lastenver zwaringen zou daardoor worden versterkt. Dit kan leiden tot verdere nominale aanpas singen van inkomens met alle gevolgen van dien voor de prijzen en voor de ontwikke ling van de werkgelegenheid. De meerjarenafspraken, zoals vorig jaar ge publiceerd, gaven een politiek en financiële verantwoorde uitgroei van de overheids sector te zien. Intussen zijn de economische vooruitzichten sterk gewijzigd. Ik wees u reeds op de problemen, die deze ontwikke lingen hebben veroorzaakt. Door de reeds genoemde stimulerende maatregelen en door de tegenvallende groei van het nationale inkomen is de finan- cieringsproblematiek van het Rijk een be lemmerende randvoorwaarde geworden. Aan het totale beleid zijn hierdoor, meer dan in voorgaande jaren, zeer nauwe gren zen gesteld. Onmiddellijk na afloop van de Alge mene Vergadering hoorden wij het volgende verhaal, uit de zoveelste hand, maar voor waar verteld: Toen minister Duisenberg arriveerde en die enorme hal met duizenden mensen zag, schrok hij: „Zoveel men sen, daar heb ik niet op gerekend; mijn speech is afgestemd op een ge hoor van 15 personen". Zijn begelei der begreep er niets van. „Ja", lachte minister Duisenberg, „ik be doelde de 15 die het kabinet vor men!" Voorzitter Mertens dankte de heer Duisenberg na zijn rede zeer harte lijk. Het applaus had de erkentelijkheid van de vergadering al onderstreept. Onder een geamuseerd lachen van de aanwezigen, ook van de minister zelf die natuurlijk drommels goed weet hoe de vork in de steel zit maakte de heer Mertens.handig ge bruik van het prerogatie) van het laatste woord dat hem ais voorzitter toekomt. „U, minister Duisenberg," zei de heer Mertens, „bent in het hol van de leeuw geweest. U hebt de gevaren handig omzeild. Want als u het woord „postbank" in de mond ge nomen had zou u een prooi van de getergde leeuw geworden zijn." De heer Mertens gaf dan ook de minister de goede raad om voordat hij echt besluit de Postbank op te richten goed het probleem van spreiding van macht en vermogen te over wegen en eens naar onze organisa tie te kijken die ook een waarborg voor zo'n goede oplossing is. En daarmee had de Rabobankorganisa- tie het laatste woord. Voorlopig al thans!

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 13