begrotingsbeleid
zeer gering
algemene speelruimte
vergadering
8
minister duisenberg op onze
algemene vergadering
5 juni 1975
op aardgas gebouwd
de aanpak sinds
september 1974
In het jaarverslag over 1974, dat u, mijnheer de voorzitter, aan de Algemene
Vergadering van uw organisatie hebt uitgebracht, lees ik onder andere dat de
samenloop van aanzienlijke betalingsbalanstekorten, een hoge inflatiegraad en
een slechte arbeidsmarktsituatie in veel landen, een éénduidige oplossing van
de economische problemen door middel van beïnvloeding van de bestedingen
onmogelijk maakt.
Ik ben het daar van harte mee eens, mijn
heer de voorzitter, en ik zou daar nog aan
toe willen voegen, dat de problemen in de
huidige conjuncturele situatie nog groter
en moeilijker oplosbaar zijn geworden
door de grote omvang, die werkloosheid en
inflatie, internationaal gezien, hebben aan
genomen, Ook de aard van de verschijnse
len wijkt aanzienlijk af van wat we vroeger
gewend waren. De werkloosheid is thans,
zoals met name de situatie in de bouw aan
toont, in belangrijke mate van structurele
aard en dat vereist een bijzondere, ge
richte aanpak. Het eenvoudige recept van
algemene vraagstimulering kan hier niet of
slechts zeer ten dele de oplossing van de
problemen geven. Ten aanzien van de in
flatie geldt, dat deze thans het karakter
heeft van kosteninflatie en het beleid zal
wat dit betreft dan ook met name moeten
worden gericht op een beheersing van de
kostenontwikkeling.
Ons land heeft niet, zoals in vele landen
wèl het geval is, te maken met een tekort
op de lopende rekening van de betalings
balans. Dit is een verheugend verschijnsel,
maar het betekent overigens niet, dat Ne
derland wat de externe positie betreft hele
maal geen problemen zou hebben. Het over
schot op de lopende rekening is namelijk
sterk geconcentreerd in de sector van het
aardgas en geeft niet een duidelijke indi
catie van de internationale concurrentie
positie van het Nederlandse bedrijfsleven.
Bij de formulering van het beleid zal dan
ook nauwkeurig moeten worden gelet op
de gevolgen daarvan voor de betalings
balanspositie en de ontwikkeling van de
koers van de gulden. Ik kom daar nog op
terug.
Ik wil van de mij geboden gelegenheid in
deze vergadering het woord te voeren
graag gebruik maken om, tegen de achter
grond van de bepaald niet eenvoudige bin
nenlandse economische situatie enerzijds
en de ontwikkeling van de externe positie
van de Nederlandse economie anderzijds,
wat nader in te gaan op de mogelijkheden
en grenzen van het voor het lopende en het
komende jaar te voeren begrotingsbeleid
of met andere woorden aan te geven welke
speelruimte er is voor het begrotingsbeleid.
Alvorens daartoe over te gaan zou ik u ech
ter eerst nog eens in herinnering willen
brengen welke conjunctuurpolitieke maat
regelen de regering sinds vorig jaar sep
tember heeft genomen.
Toen de regering kort na de indiening in
september 1974 van de reeds sterk expan
sieve ontwerp-begroting 1975, de beschik
king kreeg over nieuwe aanzienlijk somber
der prognoses voor de economische ont
wikkeling dan waarvan bij de opstelling van
de begroting werd uitgegaan, heeft zij in
november een aanvullend pakket maat
regelen genomen ter stimulering van de
conjunctuur. Dit pakket bevatte wat de uit
gaven betreft een werkgelegenheidspro
gramma van ongeveer 1,5 miljard gulden.
Wat de lastenverlichting betreft bevatte het