wob wob wob wob 4 zal ook wel wat tot het politiek bedrijf van de Kamer horen; de minister bestreed hem in ieder geval niet direct. Maar geheel los van de politiek komen we daar toch wel heel dicht bij een punt dat ons als coöperatieve bankorganisatie direct raakt. Als er één bankinstelling is, die uit het volk is opgekomen en daar nog in wortelt, dan is het de onze. Al onze banken zijn ontstaan uit eigen kracht, zonder kapitaal, doordat ter plaatse de mensen het volk de handen in elkaar sloegen. Daardoor zijn wij groot geworden en dat is nog de basis van onze kracht! En dat is ook de eigenlijke reden, waarom juist wij ons van de aanvang af zeer kritisch tegen de Postbank-plannen hebben opgesteld; onze banken, die zonder staatsbevoogding van onderop uit de maatschappij zijn ontstaan en tot bloei gekomen, zou een confrontatie opgedrongen worden met een van boven af ingestelde staatsbank! Daar zien wij geen zakelijke motieven voor; wij menen ook dat dit niet tot de taak van de staat hoort. Wij zouden graag willen, dat de plannen straks ook eens vanuit deze hoek in de behande ling besproken worden. ARTIKEL UIT ONS BLAD TER SPRAKE IN TWEEDE KAMER Ook van buiten de organisatie blijkt de laatste tijd een grote belangstelling voor ons maandblad. Een van de uitdrukkingen hiervan kunnen we zien in het feit dat tij dens de behandeling van de begroting van het ministerie van financiën in de Tweede Kamer op 19 maart jl. het artikel van prof. dr. G. J. M. Vlak in ons januarinummer ter sprake werd gebracht. Minister Duisenberg werd door een van de Kamerleden verzocht een commentaar te leveren „op het zeer interessante artikel van prof. Vlak in een recent nummer van de Rabobank waarin hij vraagt om een norm voor de verdeling van de ruimte voor de geldschepping tussen overheid, buiten land en banken". De reactie hierop van de minister is als volgt: „Het vraagstuk van de structurele liqui diteitsvoorziening waarover enkele jaren geleden prof. Stevens en recent ook prof. Vlak hebben gepubliceerd, heeft reeds ge ruime tijd onze aandacht. Dat sluit niet uit, dat het artikel ook weer is geïnspireerd door mijn toespraak voor de jarige ban kiersvereniging. Ik kan ook wijzen op het slot van hoofdstuk III van 4e miljoenen- nota. Door de omvangrijke betalingsbalans overschotten, die wij de laatste jaren heb ben, is het probleem van de structurele liquiditeitsvoorziening van onze economie niet erg actueel. Wanneer er evenwel een verslechtering van de betalingsbalanssi tuatie zou optreden, zullen maatregelen, gebaseerd op een structurele norm voor de verdeling van de liquiditeitscreatie over de verschillende sectoren, noodzakelijk zijn. Te zamen met De Nederlandsche Bank wordt deze problematiek bestudeerd om voorbereid te zijn en om de meest aange wezen maatregelen te kunnen nemen, als dit nodig mocht worden." Na een interruptie door de vragensteller waarin deze vraagt of dit zich enigszins concreet gaat toespitsen op een bepaalde norm, een bepaald systeem, reageert de minister: „Zoals gezegd zijn wij hiermee nog bezig. Ik sluit niet uit dat er bepaalde sleutels, bepaalde normen zullen komen, hoewel ik daaraan in het algemeen wel wil toevoegen dat ik meen, dat wij het land zijn dat de meeste normen aan zichzelf aanlegt, ook in de economische politiek. Wij moeten ook wel eens oppassen, niet zoveel nor men tegelijkertijd te hanteren dat zij mis schien onderling wel eens inconsistent zouden kunnen worden!" Zo zien we maar weer eens. ONGELIJKHEID IN BIJDRAGEN AAN KAMERS VAN KOOPHANDEL Het verschil over 1975 is groot: 800.000 tegenover 28.000. Het eerste bedrag is on geveer het totaal van de jaarlijkse bijdrage, die onze aangesloten banken dit jaar aan de Kamers van Koophandel en Fabrieken moeten betalen. Het tweede bedrag is on geveer het totaal aan bijdragen, dat volgens onze berekeningen in 1975 wordt betaald door een grote niet-coöperatieve bank met een of meer bijkantoren gevestigd in elk van de 37 ressorten van deze kamers. Dit verschil is naar onze mening veel te groot. Het houdt ons reeds langer bezig, maar de verhoging van de tarieven voor de bijdragen, die vorig jaar november werd in gevoerd, is voor ons de directe aanleiding geweest om het Ministerie van Econo mische Zaken te wijzen op de grote discre pantie, die hier ten nadele van het coöpera tief georganiseerde bankwezen uit volgt. De reden van het verschil ligt zeker niet in het feit, dat de Kamers van Koophandel voor de banken van onze organisatie meer werkzaamheden zouden moeten verrichten dan voor de kantoren van andere bank instellingen. De verklaring ligt in het huidige systeem, dat onvoldoende duidelijk maakt wat als onderneming moet worden be schouwd en dat een bepaalde vorm van be- drijfsintegratie bevoordeelt boven andere. Voor de toepassing van de Handelsregister wet wordt wel de geïntegreerde onder neming erkend, maar bij de toepassing daarvan is niet verder gekeken dan de mo gelijkheden die de naamloze of besloten vennootschappen op het gebied van onder linge bindingen hebben. Dat ook coöpera ties, zoals onze banken en hun Centrale Bank, zeer nauw met elkaar vervlochten kunnen zijn en in alle opzichten praktisch een eenheid kunnen vormen, die vergelijk baar is met die van bankinstellingen met filiaalbanken, is blijkbaar nooit overwogen. Wij hopen, dat dit nu eens gedaan wordt. Het grote verschil in bijdragen achten wij ronduit onbillijk. Wij menen daarvoor zeer sterke argumenten in ons schrijven aan het ministerie te hebben aangedragen. Want ook onze organisatie vormt een integratie van ondernemingen een coöperatieve inte gratie van coöperatieve vennootschappen. Het is onmogelijk en daarom onjuist, die eigensoortige integratie te meten aan de normen die voor naamloze en besloten ven nootschappen gelden. Dat doet ook De Nederlandsche Bank niet. Deze heeft reeds jaren geleden in het kader van de Wet Toezicht Kredietwezen de een heid tussen de rabobanken met hun Cen trale Bank erkend. Ook het voorstel voor de Europese Richtlijn betreffende de coör dinatie van voorschriften betreffende het optreden als kredietinstellingen, houdt er rekening mee, dat kredietinstellingen, die bij een centraal orgaan zijn aangesloten, met bijkantoren worden gelijk gesteld. Om soortgelijke redenen is het dan ook een rechtvaardige eis, wanneer wij thans pleiten voor een grotere gelijkheid in de las ten, die op grond van de Handelsregister wet gelegd worden op economisch verge lijkbare instellingen. In het huidige bij- drage-systeem komt de werkelijke situatie in onze coöperatieve organisatie onvol doende tot uiting. Een onbillijkheid, die wij graag zo spoedig mogelijk willen zien ver dwijnen. VERMOGENSBEHEER: NIEUWSTE UITBREIDING VAN DIENSTVERLENING Financieel gezien heeft de Centrale Bank een nieuw terrein van dienstverlening betre den, namelijk het vermogensbeheer ten be hoeve van bezitters van grote effectenporte feuilles. Zo'n nieuw werkterrein komt natuurlijk niet

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 6