wat ons bezighoudt
3
s- N
CENTRAAL ECONOMISCH PLAN 1975
Opnieuw heeft het Centraal Planbureau
zich van zijn taak gekweten om ten behoe
ve van het sociaal-economisch beleid een
prognose te geven voor de Nederlandse
economie op korte termijn.
Ten aanzien van de ontwikkeling van de
werkloosheid laat het Centraal Economisch
Plan 1975 weinig ruimte voor optimisme.
Naar schatting zal de werkloosheid op
lopen van gemiddeld 143.000 in 1974 tot
185.000 a 190.000 in 1975. Hoopgevend is
in dit verband alleen dat we de sterkste
stijging inmiddels achter de rug zouden
hebben. In het tweede halfjaar van 1975
zou de werkloosheid met 190.000 slechts
5.000 hoger liggen dan in het eerste half
jaar als voegt het Planbureau hier wel
aan toe dat deze cijfers nogal speculatief
zijn. Als factoren die de werkgelegenheid
in 1975 sterk negatief beïnvloeden worden
genoemd de zwakke buitenlandse con
junctuur die ertoe leidt dat de wereldhan
del in 1975 niet zal toenemen en het hoge
niveau van de arbeidsinkomensquote. De
inflatie zal in 1975 gemeten naar de stij
ging van het prijsindexcijfer van de gezins
consumptie 8,5% bedragen. Deze één pro
cent lagere uitkomst ten opzichte van het
vorige jaar is vooral mogelijk dank zij een
stijging van het invoerprijspeil met slechts
3% tegenover 35% in 1974.
In de sfeer van de bestedingen is de in
vloed merkbaar van het verruimend beleid.
Zo zal naar verwachting bij een in volume
gemeten stijging van het bruto nationaal
produkt met 1 de particuliere consump
tie stijgen met 4%, de investeringen van
bedrijven gelijkblijven en de materiële
overheidsbestedingen toenemen met 10%.
De dalende lijn ten aanzien van de investe
ringen in woningen zet zibh in 1975 voort
met een teruggang van 9,5
Ondanks de per saldo optredende verrui
ming van de bestedingen stijgt het saldo
op de lopende rekening van de betalings
balans met 1 miljard tot 5 miljard.
Hiertegenover loopt echter het saldo van
de voorraadvorming terug van 2,8 miljard
tot 0,8 miljard. In hoeverre de hiervoor
gememoreerde prognoses gerealiseerd
worden zal vooral afhangen van de interna
tionale conjunctuurontwikkeling. In dit ver
band spreekt het Centraal Planbureau uit
dat er zeer waarschijnlijk niet behoeft te
worden gevreesd dat de internationale
conjunctuur afglijdt naar een situatie die
aan de jaren dertig doet denken. Ander
zijds wordt een duidelijk herstel in de loop
van 1975 onwaarschijnlijk geacht gezien
de geruime tijd die verloopt voordat de
expansieve beleidsmaatregelen in de in
dustriële landen hun feitelijke uitwerking
doen gevoelen.
WACHTEN OP EEN RAPPORT
Wie de handelingen van de Tweede Kamer
nageplozen heeft, zal ontdekken dat de be
handeling van de begroting van Financiën
heel weinig nieuws over de Postbank heeft
opgeleverd. Een politieke geestverwant van
minister Duisenberg zal het misschien te
gen gevallen zijn, want hij verwachtte dat de
minister wel met het laatste nieuws zou
willen komen. De minister zei echter dat hij
op dat moment geen mededelingen over
de Postbank kon doen. Het wachten is op
het rapport van de commissie-Oort over de
herstructurering RPS en PCGD, dat in de
loop van het jaar zal worden afgerond. Ook
wilde de minister nog geen toezegging doen
over de eventuele publikatie van dat rap
port. Hij moet het eerst bekijken. Begrijpe
lijk.
De Postbank blijft dus voorlopig daar waar
hij nu al een aantal jaren vermoed wordt:
achter de horizon. In de bankwereld, maar
ook in de Kamer, bestaat toch wel enige
ongerustheid, dat die Postbank zich op een
gegeven ogenblik straks als een opkomen
de bui in een ongewenste vorm zal open
baren. In de Kamer werd al gewezen op
een paar stapelwolkjes die daarop zouden
duiden: de uitbreiding van de hypotheek
verlening aan particulieren door de RPS en
de ontworpen wetswijzigingen, die aan de
RPS en PCGD het verstrekken van persoon
lijke leningen moet mogelijk maken. Is dat
geen vooruit lopen op de plannen? Vragen
die o.i. geheel aansluiten bij hetgeen wij in
ons januarinummer schreven over de agres
sieve politiek, die de gelddiensten van de
PTT „op kousevoeten" meer en meer lijken
te voeren. Minister Duisenberg bleek voor
dit gat niet te vangen: het gaat z.i. om maat
regelen, die ongeacht de onderhanden stu
die, noodzakelijk zijn.
Duidelijk is o.i. dat het moment voor het
grote debat nog niet gekomen is. Wij blijven
hopen, dat in de toekomst de Postbank van
alle kanten de aandacht van onze parle
mentariërs zal krijgen. De zakelijke argu
menten van vóór- en tegenstanders zijn in
middels aardig bekend, al zijn er natuurlijk
nuanceverschillen al naar gelang men zich
de taakinhoud van de Postbank ruimer of
enger denkt. Duidelijk is dat een staats
bank, die zich volledig naast en in concur
rentie met de bestaande banken wil ont
plooien, ernstig bezwaar zal ontmoeten.
Wij hebben er reeds herhaaldelijk op gewe
zen, dat voor zo'n ontplooiing o.i. geen
steekhoudende argumenten zijn aan te voe
ren en dat wij deze ontwikkeling voor ons
land zeer bedenkelijk vinden.
Een der afgevaardigden meende dat de
minister „de PTT-gelddiensten ziet als
volkse instellingen in concurrentie met de
kapitalistische banken". Zo'n opmerking
Het is normaal en juist dat voor functies,
waaruit grote verantwoordelijkheden voort
vloeien, leeftijdsgrenzen worden gesteld.
Dat betekent niet dat men zich met die
grenzen altijd gelukkig voelt. Ook niet voor
anderen. Er zijn mensen, waarvan men te
recht zegt dat zij rustig nog wat hadden
kunnen aanblijven en nu om een grens
weggaan. Hoewel ik een voorstander ben
van leeftijdsgrenzen heb ik dit gevoel toch
wel sterk nu de ondervoorzitter van de
Raad van Beheer, mr. C. Th. E. Graaf van
Lijnden van Sandenburg, na de a.s. alge
mene vergadering geen deel meer zal uit
maken van onze bestuurscolleges. Ik heb
de heer Van Lijnden van het begin van zijn
entree in de organisatie meegemaakt, mij
nerzijds eerst als lid van de Raad van Toe
zicht, daarna als lid en even later als voor
zitter van het Bestuur van de Coöperatieve
Centrale Raiffeisen-Bank, waar hij het on
dervoorzitterschap bekleedde. De heer
Van Lijnden is een man, die uit een oud en
aanzienlijk geslacht geboren is. Wat van
het begin af grote indruk op mij gemaakt
heeft is de wijze, waarop hij met iedereen in
de taal van zijn gesprekspartner kan spre
ken en omgaan. Ik heb hierover ook wel
eens met hem gesproken. Hij vertelde mij
dat het juist zijn omgang met boeren en
anderen in de omgeving van Kasteel San
denburg was waaraan hij dit dankt. De heer
Van Lijnden heeft ook waardering voor,
wat wij dan zo noemen, het nuchtere boe
renverstand. Hij kan als boer over paarden
en varkens en ook over appels en peren
spreken. Hij heeft veel gedaan in de agra
rische organisaties, waar hij begon zijn
grote bestuurlijke kwaliteiten te ontvouwen.
Dit heeft hem op hoge posten gebracht en
hem ook tal van zeer belangrijke functies
in het bedrijfsleven bezorgd naast het vele
dat hij in onze organisatie deed. Hij is een
man, die situaties aanvoelt en altijd weer op
een zeer menselijke wijze probeert moei
lijkheden op te lossen en spanningen te
doen verdwijnen. Het laatste is wel het
sterkst naar voren gekomen in de fusie
voorbereidingen en in de moeilijke verga
deringen die na de aankondiging van de
fusie noodzakelijk waren. Hij toonde hierbij
zo'n betrokkenheid, dat ik, hem al jaren
kennende, wel eens bevreesd ben geweest
dat die spanningen wel wat veel voor hem
zouden worden. Dit is gelukkig niet het ge
val geweest, maar bewijst hoe hij onze or
ganisatie en alle daarin werkende mensen
in zijn hart gesloten had.
In de heer Van Lijnden - ik ben niet voor
niets met de grafelijke titel begonnen en
zeg nu ,,de heer" - verliezen wij een be
kwaam bestuurder en een oprechte vriend
van onze organisatie, die de fusie zeer in
tens, maar ook zeer positief heeft beleefd.
Ook wanneer hij geen deel meer zal uit
maken van de Raad van Beheer hopen wij
dat hij bij voorkomende bijeenkomsten van
de organisatie aanwezig zal zijn. Hij kan er
dan van overtuigd zijn dat alle anderen
door hem tot zijn vrienden kunnen worden
gerekend, die zijn aanwezigheid bijzonder
zullen waarderen.
A. J. Verhage