geld- en kapitaalmarkt
35
drs. b. j. kruimel en mevr. mr. h. besangon
geldmarkt
obligatiemarkt
De afgelopen maand is de situatie op de Nederlandse geld
markt sterk veranderd. Niet alleen daalden de tarieven voor
het interbancaire callgeld tot V2% aan het eind van de
maand, ook de rente op driemaands interbancaire depo
sito's daalde met meer dan één procent tot circa 5V2
Belangrijkste oorzaken van deze ontwikkeling waren de
grote betalingen van het Rijk. Haar saldo bij De Neder-
landsche Bank daalde van ƒ4,2 miljard eind maart tot
2,3 miljard eind april. Daarnaast zijn er gedurende de
maand april nog guldens in de markt gekomen uit hoofde
van de steun welke De Nederlandsche Bank binnen de
valutaslang aan de Duitse mark moest verlenen. Het zal
duidelijk zijn dat de Nederlandse centrale bank bij deze
verruiming van de geldmarkt de nog uitstaande $-swaps
niet verder heeft verlengd.
De Nederlandsche Bank heeft de Duitse verlaging van het
Lombardtarief (te vergelijken met ons promessendisconto)
eind april nog niet gevolgd. Nochtans lijkt dit niet te ver
mijden indien zij een toestroming van buitenlandse valuta
wil tegengaan.
Ook internationaal zette de rentedaling zich voort. Alge
meen wordt het mogelijk geacht dat er een verdergaande
internationale rentedaling zal optreden. Zo wordt voor de
prime rate in de Verenigde Staten een niveau van circa
6% tot 6V2 (op het moment 7'A%) niet onmogelijk
geacht. De in dat land gedurende het laatste halfjaar - in
verband met de conjuncturele situatie - gevoerde ruim-
geld-politiek heeft tot nu toe niet veel succes gehad.
In dit verband willen wij enige aandacht besteden aan de
conjunctuur stimulerende politiek zoals die op het moment
in veel landen wordt gevoerd. De stimuleringsprogramma's
hebben tot gevolg dat de financieringstekorten van de over
heid bijzonder hoog gaan oplopen. Zo bestaat er in de
Verenigde Staten op het moment een begrotingstekort van
circa $80 miljard, in West-Duitsland van ongeveer DM50
miljard en in Nederland bedraagt het circa 8 miljard. De
verschillende overheden willen deze tekorten zo min mo
gelijk inflatoir financieren en ze derhalve zoveel mogelijk
op de kapitaalmarkt dekken. Hierbij zullen zij een bijzonder
voorzichtig beleid moeten voeren. Met name bij het aan
trekken van de conjunctuur moeten zij er op letten dat er
voldoende ruimte op de kapitaalmarkten blijft bestaan voor
de particuliere sector. Op het moment bestaat de over
tuiging dat dit voor bepaalde overheden bijzonder moeilijk
zal worden en dat zij derhalve min of meer gedwongen
zullen worden inflatoir te gaan financieren. Dit zal met
zich meebrengen dat bij het voeren van economische
politiek de inflatiebestrijding binnen afzienbare tijd weer
prioriteit nummer één zal kunnen krijgen.
In de eerste helft van de maand was de situatie op de
obligatiemarkt zeer rustig. Met name de langlopende le
ningen ondervonden weinig of geen belangstelling. De
algemene mening was dat een consolidatie op het rente-
gebied was ingetreden mede onder invloed van de ont
wikkelingen in het buitenland.
De emissiekoersen van de 9% 7-jarige lening Export
financiering-Mij en de 9'/4% 15-jarige lening Pakhoed
werden vastgesteld op respectievelijk 100 en 99 Beide
leningen werden een groot succes hetgeen, gezien het
rendement, ook niet verwonderlijk was.
Op 15 april kondigde de staat een 83A 15-jarige lening
aan waarbij de voorwaarden bepaald zouden worden
volgens het tendersysteem, d.w.z. dat de beleggers zelf
konden bepalen tegen welke koers zij bereid waren aan de
lening deel te nemen. De lening ondervond een redelijke
belangstelling. De inschrijvingen die werden gedaan tegen
een koers van 100,3% en hoger werden ten volle toege
wezen terwijl op inschrijvingen beneden deze koers geen
toewijzing plaatsvond. Het effectief rendement bedroeg bij
deze uitgifteprijs 8,7%. Het uiteindelijke bedrag dat uit
de markt genomen werd was 295 miljoen. Vergeleken
met de toewijzing op de staatslening van februari jl. van
700 miljoen is het bedrag dat uit de markt genomen wordt
betrekkelijk klein. Het is wellicht niet zozeer de bedoeling
geweest een lening van grote omvang te plaatsen dan wel
de voorwaarden te testen waartegen beleggers bereid
waren hun geld uit te lenen. Hierbij moet worden aange
tekend dat bij een emissie boven pari met name bij institu
tionele beleggers de belangstelling voor een lening om
balanstechnische en fiscale redenen minimaal is. In deze
situatie kan men zich afvragen of de tender inderdaad als
een objectieve graadmeter kan worden beschouwd.
In de tweede helft van de maand werd de markt steeds
vriendelijker mede weer onder invloed van een toenemende
buitenlandse belangstelling. De geruchten omtrent een
Duitse discontoverlaging werden steeds sterker hetgeen
weer leidde tot speculaties dat ook Nederland in dat geval
niet achter zou kunnen blijven. De mening begon weer
post te vatten dat aan de rentedaling op korte en middel
lange termijn toch nog geen einde gekomen was.
Inmiddels hebben weer een tweetal instellingen een emissie
bekend gemaakt t.w. de Nationale Investeringsbank 60
miljoen) en Bank Mees Hope 40 miljoen) Beide lenin
gen hebben een rentetype van 8V2 en een looptijd van
10 jaar waarbij de Nationale Investeringsbank volgend jaar
al met de aflossing begint.