de oprichting van een b.v. en de bank 30 mr. j. j. h. van boxtel motieven tot oprichting b.v. de b.v. als rechtspersoon Regelmatig komt het voor dat een bank geconfronteerd wordt met het feit, dat een van haar cliënten zijn eenmanszaak wenst om te zetten in een B.V. Voor de bank is er in dit geval alle aanleiding om te bezien in hoeverre de oprichting van een B.V. consequenties heeft voor de door de bank verstrekte financieringen. Het is van groot belang voor de bank, dat zij de juiste stappen onderneemt. Wij zouden aan dit onderwerp daarom eens was meer aandacht willen besteden. Indien de activiteiten binnen een eenmans bedrijf een bepaalde omvang hebben bereikt, wordt de leiding met het probleem geconfronteerd of het niet wenselijk is het bedrijf in te brengen in een B.V. Een derge lijke omzetting van een eenmanszaak in een B.V. kan namelijk on diverse redenen voor delen hebben voor de personen en de belangen die bij het bedrijf betrokken zijn. Op de eerste plaats kan het gunstig zijn, dat door de omzetting de mogelijkheid wordt geschapen, dat er een loskoppeling plaatsvindt van enerzijds kapitaal verschaffers en anderzijds de feitelijke leiders van het bedrijf. Gevolg hiervan is, dat op bevredigende wijze een oplossing wordt gevonden voor het probleem, dat binnen de familiekring van de bedrijfseigenaar geen geschikte bedrijfsopvolger gevonden kan worden. Deze kan men dan gaan zoeken buiten de familie, terwijl via het aandelenbezit de eigendomsverhoudingen ten aanzien van het bedrijf geen wijzigingen behoeven te ondergaan. Verder kunnen via het aandelenbezit de bestanddelen van het bedrijf bij elkaar worden gehouden in het geval dat de grond legger van het bedrijf komt te overlijden. Immers aan ieder der erfgenamen is het mogelijk een gedeelte van het gemakkelijk verdeelbare aandelenbezit toe te scheiden, welke aandelen recht geven op een even redig gedeelte van het liquidatiesaldo en van de winst, welke in de vorm van dividenduitkeringen aan de aandeelhouders ter beschikking wordt gesteld. Op de derde plaats levert het omzetten onder bepaalde omstandigheden aan merkelijke fiscale voordelen op en andere voordelen, welke verband houden met de sociale wetgeving. Een algemene regel die aangeeft bij welke hoogte van winst het aan te raden is het bedrijf om te zetten valt niet te formuleren. Er zijn namelijk veel variabele factoren die een rol spelen. Slechts een belasting deskundige kan voor een individueel geval een juiste becijfering geven aan de hand waarvan kan blijken, dat een omzetting fiscaal aantrekkelijk is. In zijn overwegingen zal hij dan de fiscale voordelen op korte termijn dienen te onder zoeken en daarnaast ook de voordelen die eventueel resulteren op langere termijn. Het is niet zondermeer noodzakelijk dat de uit komsten van deze twee onderzoeken een zelfde resultaat ten aanzien van fiscale voordelen of nadelen te zien geven. In zijn algemeenheid kan worden gesteld, dat het fiscale aspect vaak een belangrijk argument voor omzetting is, doch regel matig ook zal het feit, dat door omzetting de continuïteit van de onderneming wordt gewaarborgd - hetgeen ten grondslag ligt aan de twee hiervoor vermelde redenen - de doorslag geven. Wat betreft de voordelen vanuit de sociale wetgeving zij erop gewezen, dat degene, die zijn bedrijf omzet voor zich pensioen aanspraken kan opbouwen, welke ten laste komen van het bedrijfsresultaat voor belas tingen van de vennootschap. Tezijnertijd is het op deze wijze mogelijk een deel van de winst naar het persoonlijke inkomen over te hevelen, zonder dat ter zake een dubbele heffing plaatsvindt .Immers bij de vennootschap is de pensioenpremie als bedrijfslast aan te merken. Wel zal de gerechtigde te zijner tijd over deze uit keringen inkomstenbelasting verschuldigd zijn. Voor het overige gelden voor de directeur als werknemer van de vennootschap de sociale voorzieningen die de wetgever heeft getroffen voor werknemers. Te denken valt hier aan de ziektewet, de wet op de arbeids ongeschiktheidsverzekering en de werk loosheidswet. In het Wetboek van Koophandel zijn diverse vereisten opgenomen, waaraan een B.V. dient te voldoen wil er sprake zijn van het hebben van rechtspersoonlijkheid. Voor ons onderwerp kan volstaan worden met erop te wijzen, dat de akte van oprich ting notarieel moet worden verleden en dat door de Minister van Justitie een verklaring van geen bezwaar dient te worden afgeven. Indien aan deze twee vereisten nog niet is voldaan, is er geen sprake van een rechts persoon. In het maatschappelijk verkeer kan een dergelijke vennootschap wel handelen, maar deze wordt juridisch gekwalificeerd als een vennootschap onder firma en in correspondentie etc. aangeduid als een besloten vennootschap in oprich ting (afgekort B.V.i.o.). Gevolg hiervan is, dat de samenwerkende vennoten ieder hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verplichtingen van de vennoot schap, zoals steeds het geval is bij de vennootschap onder firma. Dat de B.V. rechtspersoon is houdt in, dat de B.V. zelfstandig in het maatschappelijk verkeer kan optreden en alszodanig drager van rechten en plichten kan zijn, evenals een natuurlijk persoon. Daar de rechts persoon een juridische constructie is kan zij in de praktijk niet zelf handelen, doch wordt zij in en buiten rechte vertegenwoor digd door haar directie als orgaan van de rechtspersoon, waarbij de handelingen van deze worden toegerekend aan de rechts persoon als vertegenwoordigde.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 32