27 ressortuitbreiding teit echter het toegewezen quotum met niet meer dan 125% overschrijden. Terwijl kredieten tot 25% van het quotum automatisch worden verleend, kan het IMF bij de daarboven uitgaande kredietverle ningen eisen stellen voor de te volgen economische politiek van het betrokken land. Deze kredietfaciliteiten zijn in het laatste decennium nog aangevuld met een „com- pensatory financing facility". Hiermede kunnen met name de grondstof-bezittende landen tot 50% van de quota kredieten opnemen ter overbrugging van een tijde lijke achteruitgang van hun exporten, op de oorzaken waarvan zij niet direct invloed kunnen uitoefenen. Het toegewezen quotum fixeert niet alleen 's lands kredietmogelijkheden maar tevens zijn bijdrage tot het Fonds. Hierdoor ver krijgt het IMF de voor de kredietverle ning benodigde middelen. De lid-staten storten de tegenwaarde van hun quota gedeeltelijk (25%) in goud en in nationale valuta bij het Fonds. De totale som van de quota van de lid-staten lag per einde 1974 bij 29,7 miljard Bijzondere Trekkingsrech ten (SDR), waarvan 2,2 miljard SDR (1 SDR 3,20) zijn doorverleend. De quota zijn sinds de oprichting van het IMF reeds ver scheidene malen algemeen en selectief verhoogd. Ook nu zijn er weer beraadsla gingen gaande om de quota nog eens met 32,5% te verhogen. Een strijdpunt is nog of dit op algemene of selectieve basis moet geschieden. Op selectieve wijze zou men tot een verhoging van de bijdrage van de Arabische landen kunnen komen, die dan in een betere verhouding tot hun sterk gestegen monetaire reserves komt te staan. Men zou dan echter ook een sterker machtelement van de betrokken landen binnen het IMF moeten accepteren. Deze gedachte wekt echter vreesgevoelens bij die landen op, die tot nu toe de ge dragslijn van het IMF bepaalden. De kredietfaciliteiten werden naast de ver hoging van de quota verruimd door een in 1962 tussen de 10 geïndustrialiseerde lan den gesloten overeenkomst - het zoge naamde „General Agreement to Borrow" (GAB) -. Daarin stellen de deelnemende landen in totaal 6 miljard voor weder zijdse steunkredieten ter beschikking. De meest opvallende verruiming van het werkterrein van het Fonds was de intro ductie van de Bijzondere Trekkingsrechten (Special Drawing Rights, SDR) met het doel de internationale liquiditeitenmassa los te koppelen van de toevalligheden in de goudproduktie en/of van de betalings balanspositie van bepaalde landen, met name van de Verenigde Staten. In het jaar 1967 gaf de raad van gouverneurs toestem ming aan een dergelijk plan, hetwelk - na de noodzakelijke veranderingen van de statuten - in juli 1969 in werking trad. De eerste toewijzing van ongeveer 3,5 miljard SDR aan de toen 100 deelnemers aan het SDR-conto vond begin 1970 plaats, en in de daaropvolgende twee jaren werden de SDR-faciliteiten met nog eens 5,8 miljard SDR verruimd. Daarbij is het tot nu toe gebleven en een nieuwe aanloop voor ad ditionele liquiditeiten is niet in zicht. In tegenstelling tot de kredietverlening onder het systeem van de normale trekkingsrech ten behoeven de middelen, voortvloeiende uit de SDR-faciliteit niet te worden terug betaald en is evenmin een debetrente ver schuldigd. De lidstaten kunnen dus onbe lemmerd over de hun toegewezen liquidi teiten beschikken en dienen geen tegen prestaties te leveren. Ten slotte, last but not least, neemt het IMF een sleutelpositie in bij de beraad slagingen over de hervorming van het in ternationale monetaire stelsel. De aanzet Twintig ministers van financiën, zoals zij twee jaar geleden in Washington voor het IMF bijeen waren. (Foto ANP) hiertoe werd weliswaar door de daadwer kelijke gebeurtenissen op de internationale deviezenmarkt overspoeld, maar de urgen tie blijft toch bestaan; al is het alleen om de nadelige gevolgen van de zwevende wisselkoersen voor de internationale sa menwerking te beperken. Met dit doel voor ogen werd afgelopen herfst een interim- committee van de gouverneurs geïnstal leerd, dat het door zijn ledental ietwat logge committee van 20 vervangt. Daar naast werden de Bijzondere Trekkings rechten (SDR) in 1974 opnieuw gedefi nieerd. De tegenwaarde van deze eenheid is niet langer meer afhankelijk van de po sitie van de dollar op de deviezenmarkten, maar wordt nu bepaald door het gewogen gemiddelde van 16 nationale muntenOm de SDR als beleggingsinstrument aantrek kelijk te maken werd tevens overeenstem ming bereikt deposito's in SDR bij het Fonds rentedragend te maken. Recentelijk heeft het IMF zich met een nieuwe krediet faciliteit in de pogingen ingeschakeld, de door de olieprijsexplosie ontstane financie ringsmoeilijkheden weliswaar niet op te lossen maar tenminste te verzachten. Hoe gewichtig deze activiteiten ook mogen zijn, zij zijn op het ogenblik echter niet méér dan stukken van een puzzelspel, waarvan het contour nog uiterst vaag is. 1) M. van den Adel: How stable is the new SDR, Euromoney, October 1974, bladzijde 30 - 32.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 29