jeugdsparen
25
j. elfering
In de afgelopen maanden heeft de Consumentenbond aandacht besteed aan het Zilver-
vlootsparen voor de jeugd. Na een uitvoerige uiteenzetting in het nummer van november
1974 zijn regelmatig berichten gegeven over de vragen, die dit artikel heeft opgeroepen
in de Tweede Kamer, de beantwoording daarvan door de Minister en de voortgang van
de door de Minister gedane toezeggingen.
Het is op zich een goede zaak, dat een spaarregeling als de Jeugdspaarwet eens in de
aandacht komt. En voor het bevorderen van de spaarzin onder de jeugd zou het toe te
juichen zijn als door wijziging van de wet een duidelijke verbetering tot stand zou kunnen
komen.
Wat dit laatste betreft, heeft de Minister onder voorbehoud in de Kamer gezegd, dat het
maximum van het per jaar te sparen bedrag op de Zilvervloot-rekening, waarover de 10
premie kan worden verkregen, weieens met enkele honderden guldens (van 300,naar
500,bijv.?) omhoog zou kunnen gaan.
Deze gedachte tot verbetering van de Zil-
vervlootregeling kan niet anders dan met
instemming worden begroet. De verhoging
van het maximumbedrag geeft ruimte aan
de jeugdige spaarders (of aan de ouders
daarvan) om meer te gaan sparen met uit
zicht op premie en dus in guldens uitge
drukt méér premie van de overheid te ont
vangen.
We willen niets afdoen aan de bereidheid
van de overheid om meer geld voor premie
aan de Zilvervlootspaarders ter beschik
king te stellen, maar willen daaraan toch
wel de vraag verbinden of de eigenlijke
bedoeling van de invoering destijds van
de jeugdspaarregeling voldoende is ge
diend met alleen een verhoging van het
maximum spaarbedrag.
De mogelijkheid tot het verkrijgen van pre
mie is gekoppeld aan de spaarcapaciteit
van elke individuele jeugdige spaarder (of
diens ouders). Voor de spaarder wiens
spaarcapaciteit lager ligt dan het thans
nog maximum toegestane bedrag van
300,- per jaar - en dat zijn er nog heel
veel - heeft een verhoging van het maxi
mum geen effect. Degenen, wier spaar
capaciteit wel groter is, krijgen een keu-
ze-mogelijkheid meer voor de wijze waar
op ze zullen sparen. Die mogelijkheden
zijn, behalve de Zilvervloot het kiezen van
een andere spaarvorm, die - zij het onder
meer beperkende condities een betere
opbrengst geeft of met het oog op de
geldontwaarding het kopen van duurzame
gebruiksgoederen, die men later toch
denkt nodig te hebben (huwelijksuitzet).
Het zal duidelijk zijn, dat de jeugdige het
meest gebaat is met in geld sparen, mits
op zijn minst de koopkracht van zijn spaar
centjes in stand blijft. En dat is de kern:
het bevorderen van bezitsvorming door
sparen vindt geen weerklank als aan de
waarde van dat bezit voortdurend wordt
geknabbeld.
Nu wordt de koopkracht (of de handhaving
daarvan) op de Zilvervlootrekeningen langs
twee wegen gunstig beïnvloed, n.l. door de
overheidspremie van 10% en door de ren
te, die de bank vergoedt.
De rente, die de meeste banken in 1974
vergoedden was 7 en de Consumenten
bond vond, dat deze rente voor het blij
vende deel van het tegoed best 10% zou
mogen zijn.
Nog even in het midden latende, hoe hoog
de rente zou moeten zijn, zouden wij eerst
over de aard van de tegoeden op de jeugd-
spaarrekening enkele kanttekeningen wil
len maken:
1. De jeugdige spaarder kan ten hoogste
300- per jaar inleggen, doch is volko
men vrij om bedragen terug te vragen
zonder enige beperking in de tijd, mits
hij zorgt, dat het saldo op de rekening niet
lager komt dan 30,- per verstreken
spaarjaar. Het tegoed is dus praktisch di
rect opvraagbaar, hoewel er, van de bank
uit gezien, een externe rem (de overheids
premie van 70%) is, die bindend werkt.
2. Hoewel de minimumlooptijd van de
jeugdspaarovereenkomst 6 jaar en de maxi-
mumlooptiid 9 jaar is, kan het tegoed ook
met behoud van premie worden opgevraagd
bij huwelijk als de overeenkomst drie jaar
heeft gelopen.
Om deze redenen en omdat het tegoed
ook direct opvraagbaar is met verlies van
premie, is het nauwelijks mogelijk een
vergelijking te trekken met de rentever
goeding voor andere spaarvormen. Zelfs
voor rekeningen waarop regelmatig ge
spaard wordt zonder terugvragingen is dit
moeilijk. Op de Zilvervloot-rekeningen kan
constant, regelmatig, onregelmatig tot ho
gere bedragen en met kleine bedragen ge
spaard worden, waardoor het ondoenlijk
is om achteraf, laat staan vooraf, de ver
blijfsduur van het saldo te bepalen voor
elke rekening. Als er al een vergelijking
met een andere spaarvorm mogelijk is, dan
zou dit alleen de direct opvraagbare spaar
rekening kunnen zijn.
3. Wil een (spaar)bank op passende wijze
de Zilvervlootspaarders begeleiden, dan
zal aan deze rekeningen relatief veel aan
dacht moeten worden besteed om te zor
gen dat niet te weinig of te veel wordt
ingelegd, resp. niet te veel wordt opge
nomen, zodat het saldo aan de wettelijke
regels blijft voldoen. Dit gaat gepaard met
ten minste eenmaal per jaar zonodig aan
schrijven van de spaarders, die te weinig
hebben gespaard of om te attenderen op
de ruimte die er nog is om te sparen.
Daarnaast is er de zorg voor de indiening
en de afwikkeling van premie-declaraties.
Het is niet overdreven te zeggen, dat in
het licht van voorgaande opmerkingen een
rentevergoeding van 7%, alles in aanmer
king nemende, aan de hoge kant is als we
ons realiseren, dat daarmede voor deze
tegoeden rond 2V2 meer rente wordt
gegeven dan voor direct opvraagbaar
spaargeld en ongeveer evenveel als voor
spaartegoeden met 2 jaar opzegging, die
een veel constanter beeld vertonen dan de
doorsnee jeugdspaarrekening.
De premie van de overheid bedraagt 10%
over het gespaarde bedrag plus de rente
als aan de bepalingen van minimum-saldo
en looptijd van de overeenkomst is vol
daan. Deze premie verhoogt dus het ter
beschikking komende bedrag aan het ein
de van de rit. De vraag, die onwillekeurig
opkomt is of deze premie thans nog wel
beantwoordt aan het doel, waarvoor ze
gegeven wordt, n.l. het bevorderen van het
sparen door de jeugd. Een aanknopings
punt zou kunnen zijn te berekenen welke
invloed de premie heeft op de hoogte
van de rente op jaarbasis. Zo'n berekening
leert dan dat bij een 9-jarige spaarperiode,
waarin elk jaar een gelijk bedrag wordt
gespaard en een rente van 7% gedurende
de gehele looptijd wordt vergoed, de
overheidspremie erop neer komt, dat de
spaarder 2 meer rente, dus 9 heeft
gemaakt. En dan maar hopen, dat de geld
ontwaarding deze aanwas na 9 jaar niet
(meer dan) teniet heeft gedaan.
Het is een goede zaak, dat banken en
spaarbanken zich regelmatig vergewissen
of de rente voor de Zilvervloot wel beant
woordt aan de marktverhoudingen, het bij
zondere karakter van deze rekeningen
daarbij in aanmerking nemende. Evenzeer
zou het een goede zaak zijn, indien de Mi
nister eens zou willen bezien of bij wijzi
ging van de Jeugdspaarwet enige verho
ging van het premie-percentage nou juist
die stimulans zou kunnen geven, die de
bezitsvorming bij jeugdigen behoeft. Daar
bij zou nuttig kunnen zijn een vergelijking
met de premie-percentages, die het be
drijfsleven ter beschikking stelt aan werk
nemers, die aan een bedrijfsspaarregeling
deelnemen.