brieven uit azië en haïti voor de s.s.r. 19 resultaten van het coöperatief handelen in vergaande mate zijn toegedeeld aan de leden, zowel via de interne prijspolitiek als in de vorm van uitkeringen in financiële zin. Daardoor ontbreekt het de coöperaties als ondernemingen gewoonlijk aan ruime finan ciële armslag. Dit betekent niet dat men daardoor aan de coöperaties een zwakke kredietwaardigheid moet toekennen. Het betekent wel dat aan de goede band tussen coöperatie en leden grote waarde moet worden gehecht, want de kredietwaardig heid is mede daarvan afhankelijk. 6. De band tussen coöperatie en leden kent een reëel aspect en een financieel aspect. Het reële aspect raakt de regeling van rech ten en verplichtingen tot het doen van zaken met de coöperatie. Men kan dit reële participatie noemen ter onderscheiding van financiële participatie. De eisen voor reële participatie laten zich niet in algemene zin omschrijven. Zij dienen voor elke coöperatie afzonderlijk te worden geformuleerd. Wel kan men stellen dat hoe meer zij vrijblijvend zijn voor het lid, hoe groter de kans is dat de coöperatie de weg van de zogenaamde verzelfstandiging op gaat. 7. Onmisbaar is een participatie in finan ciële zin. Het is namelijk ondenkbaar dat een coöperatie als onderneming geen risi co's loopt. Om deze te kunnen dragen zul len de leden zich financieel achter het samenwerkingsverband moeten stellen, voor zover niet de mogelijkheid gegeven is dat de coöperatie over voldoende eigen reserves kan beschikken. Welke vorm aan de financiële participatie gegeven moet worden, is afhankelijk van de aard van de onderneming, de mogelijkheden van de leden en de wettelijke voorschriften. Hoofd vormen zijn aandelen, leden-aansprakelijk heid en leningen/financieringsvormen met risicodragend karakter. 8. Hetgeen voor de Westeuropese coöpe raties geldt, geldt in meerdere of mindere mate ook voor coöperaties in landen in ont wikkeling. Als bijzonderheid bij deze laatste moet worden genoemd dat de overheid direct of indirect financieel bij de coöpera ties kan zijn betrokken. De betrekkingen tussen de coöperatie en de leden vereist daarbij geen principieel afwijkende rege ling. Wel zal - tijdelijk - bij deelneming van overheidszijde met de mogelijkheid van in vloed of controle op het beheer van de coöperatie rekening moeten worden gehou den. Met bedankbriefjes voor de door haar gedane giften wil de Stichting Steun door Rabobanken niet te koop lopen. Maar het is voor onze banken, die met de Centrale Bank de middelen van ons steunfonds bij eenbrengen, toch wel aardig en interessant te weten hoe op zo'n gift gereageerd wordt en wat er mee gedaan wordt. Daarom geven we hier graag iets weer van een drietal reacties, die uit heel verschillende hoeken van de wereld ontvangen zijn. Vorig jaar zegde de SSR een gift toe aan ACCU, de Aziatische Bond van Credit Unions te Seoel, Korea. Daarmee zou in Indonesië een trainings-cursus van een dag of 10 gehouden worden voor credit-union functionarissen uit Indonesië en Maleisië. Die gift 18.200 groot, was zeer welkom: „ik kan geen woorden vinden om mijn dank uit te drukken", schreef de directeur van de ACCU, de heer Augustine J. R. Kang. Inmiddels heeft van 10 tot 20 maart in Cipayung op West-Java de eerste cursus plaats gehad. Op Celebes, in Menado, komt er nog een; de bedoeling was die reeds in februari te houden, maar de bank in Djakarta maakte het geld te laat over de helft van de beschikbare 19.048) fondsen is daar nog voor beschikbaar. Er waren in Cipayung 20 deelnemers uit Indonesië (ook uit Sumatra, Celebes en Flores) en 5 uit Maleisië, allen geselecteerd uit de plaatselijke leiders. Juist dat contact tussen deelnemers uit twee verschillende landen heeft zeer stimulerend gewerkt en perspectieven geopend voor verdere credit-union activi teiten. Juist omdat in Z.O.-Azië, zo schreef ons de heer Kang van de ACCU, zo heel veel mensen worstelen om een bestaan te vinden, is het zo belangrijk dat men daar van onderop door de credit-unions de weg vindt naar een systeem van onderlinge- eigen-hulp. Een van de conclusies van de cursus was, dat de Indonesische credit- unions voorbereidingen moeten gaan treffen om tot een Centrale Credit Union te komen. Wij geloven dat deze cursus, waarvan de kosten voor rond 95 door onze bijdrage zijn betaald, heel goed geslaagd is en dat het geld een goede bestemming heeft gevonden. De tweede reactie, was een meer persoon lijk getinte brief van pater J. Merkus, die te Perches op Haïti werkt. Zijn broer bezocht hem in januari en bracht 4.500 van de SSR mee. Hij schrijft o.a.: „Van hier uit, geachte heren, alle dank voor dat bedrag. Na zo'n zekere belofte als u me toezond in januari 1974, werd al met het werk begonnen. Via een rapport van mijn broer en door hem genomen dia's zult u op de hoogte worden gehouden. Wij hier werken door om onze silo's uit te breiden en zo proberen we onze mensen gelijkmatig te laten eten het hele jaar door. Heren, hartelijk dank namens alle deel nemers aan onze actie, voor deze eerste hulp in vijf jaar aan ons project". Ten slotte een aardig briefje van pastor Leo Joosten, die van de SSR 4.450 toege stuurd kreeg voor de opbouw van een credit union in Pakkat op Sumatra: „Gisteren was het een blijde dag voor onze coöperatie (credit union) in Pakkat. 's Morgens bracht de postbeambte uw brief met de mededeling dat onze aanvrage voor financiële steun gehonoreerd is. Het is een erg welkome hulp omdat tot nu toe het kantoortje van de credit union in de pastorie was. Nu kunnen we een apart kantoortje bouwen en kunnen we cur sussen organiseren. De mensen brengen zelf een liter rijst mee en wij kunnen dan de groenten en de vis geven. Ons standpunt hier is dat de mensen altijd iets moeten bijdragen ook al is dat relatief dikwijls niet veel. Wanneer iemand alles voor niets krijgt, waardeert hij het gekregene niet. Bovendien schep je een verkeerde ver houding, zoiets van de rijke (westerling) geeft iets (uit medelijden) aan mij, arme oosterling. Voor het zelfbewustzijn funest. Via het opbouwende werk van de credit union zie ik enorm veel mogelijkheden om de mensen een middel in handen te geven zichzelf te ontwikkelen. Het enige wat ikzelf doe is het geld bewaren, omdat men elkaar niet vertrouwt. Het vertrouwen in elkaar moet geleidelijk terug gewonnen worden. Men is zo sterk gebonden aan de adat (gewoonterecht) dat dit dikwijls een wat meer modern spaar- en leensysteem in de weg staat. De adat leert hen niet vooruitdenken. In de hoofdstad van de Bataklanden, Pema- tang Siantar, wordt vanaf 2 april tot en met 5 april een upgradings-cursus gegeven voor alle penningmeesters van de credit unions in Noord-Sumatra. Mijn hartelijke dank voor uw belang stelling en uw financiële hulp tot bpbouw en ontwikkeling van onze mensen in Pakkat, dat via een 48 km slechte weg te bereiken is en temidden van bergen en bossen verscholen ligt".

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 21