seminar van de internationale
raiffeisen-unie in turkije
18
dr. d. wind
Een boer uit een oostelijk Turks dorpje thuis met zijn vijf kinderen.
Turkije heeft een geschiedenis op coöpe-
ratiegebied die teruggaat tot 1863, niet mee
gerekend de daaraan voorafgaande experi
mentele pogingen tot het stichten van
coöperaties. In dat jaar werd door een gou
verneur van het land, Mithat Pasa, de eerste
coöperatieve kredietbank opgericht. Er zou
den er nog 2.047 volgen. In de loop van de
tijd werden ook vele andere coöperaties
voor de plattelandsbevolking gesticht. Het
gevolg is geweest dat er nu een zeer wijd
vertakt net van coöperaties in het land is
gevestigd. De structuur van dit geheel heeft
de aandacht van de direct betrokkenen, dus
de leden en de besturen, maar ook van de
overheid. Deze voert een beleid dat is ge
richt op modernisering en aanpassing van
die structuur aan de eisen van deze tijd,
waarbij vooral handels-en exportbelangen
een plaats innemen. De Internationale
Raiffeisen-Unie heeft haar medewerking
toegezegd voor het houden van een studie
conferentie waarbij onderwerpen aan
gaande de moderne opzet van coöperaties
aan de orde zullen komen. Voor de schrijver
van dit artikel is het een eer daarbij aan
wezig te kunnen zijn en ook een eigen bij
drage te kunnen geven in de vorm van een
inleiding over de betrekkingen tussen de
coöperatie en haar leden. Enkele onder
delen van deze inleiding worden nu in het
kort weergegeven. Het is daarbij niet de be
doeling in te gaan op de verhoudingen tus
sen een centrale coöperatie en leden
coöperaties. Het onderwerp wordt bespro
ken vanuit het gezichtspunt van de zoge
naamde primaire coöperatie.
1. In de toekomst wint de coöperatie als
ondernemingsvorm en als structuurelement
van de samenleving aan betekenis. Als
ondernemingsvorm omdat het voortbestaan
van de zelfstandige ondernemer steeds
moeilijker wordt zonder de rugdekking te
hebben van een samenwerkingsverband.
Als structuurelement van de samenleving
omdat een verdere verscherping van de
concurrentieverhoudingen op grotere weer
stand gaat stuiten, zowel uit sociale als uit
bedrijfseconomische overwegingen.
2. De zogenaamde „dubbele natuur" be
schouwing van de coöperatie (de opvatting
dat een coöperatie zowel personenvereni-
ging als een bedrijfsgemeenschap is) leidt
tot onaanvaardbare opvattingen omtrent de
uitgangspunten voor de regeling van de lid
maatschapsverhouding. Het principe van
„one man one vote", nog steeds fel omstre
den in de coöperatiewereld, is afkomstig
vanuit de idee dat de coöperatie een perso-
nenvereniging is. Het gaat voorbij aan het
praktische gegeven, dat het in de coöpera
tie wezenlijk om economische functies
gaat. Deze moeten doorslaggevend zijn bij
de regeling van de verhouding tussen
coöperatie en leden.
3. De coöperatie kan - evenals elke andere
onderneming - alleen bestaan als zij econo
misch perspectief heeft. Zij steunt daarbij
in belangrijke mate op haar ledenkring.
Waar deze verstek laat gaan of een onvol
doende basis voor de onderneming vormt,
is verzelfstandiging van de coöperatie te
verwachten. Om dit zoveel als mogelijk is
te voorkomen, is een positieve en actieve
houding van de leden tegenover de coöpe
ratie noodzakelijk.
4. De actieve deelneming van het lid in de
coöperatieve onderneming heeft een twee
zijdige uitwerking:
a. zij dient het belang van de coöperatie
als onderneming:
b. zij dient het eigen belang van het lid
door de verkrijging van grotere bedrijfs
zekerheid en daarmee van eigen inkomens
mogelijkheden.
Deze tweezijdige uitwerking van de lidmaat
schapsdeelneming moet in goede onder
linge harmonie worden gebracht. Interne
communicatie en vooral ook overleg zijn
daarbij noodzakelijk. Zonder die twee faalt
de coöperatie als samenwerkingsverband.
5. Bij de Westeuropese coöperaties is niet
altijd een belangenharmonie als hiervoor
bedoeld, gerealiseerd. De „Förderungs-
auftrag" (de taak direct de belangen van
het lid te dienen) heeft ertoe geleid dat de