vormen van werkloosheid economische begrippen toegelicht: 5 4 3 2 I I I I I 17 j. van der zwaai 1 Bron: M.E.V. 1975. FEITELIJKE EN VOOR CONJUNCTUUR GECORRIGEERDE ARBEIDSRESERVE (in feitelijk /na correctie voor V» conjunctuur x_i i-. 1950 1954 1958 1962 1966 1970 1974 „Werkgelegenheid voor iedereen" staat hoog in het vaandel van het sociaal-econo misch regeringsbeleid geschreven. Het ge vaar groeit evenwel dat door het gebrek aan inhoud deze doelstelling van economische politiek slechts een slogan wordt. Voor het behouden van het zicht op de realiteit is het in de huidige situatie van belang dat we wat dieper graven en in het kader van de therapie van werkloosheidsbestrijding een onderscheid maken in de typen van werkloosheid. In de Macro-Economische Verkenning 1974 - de jaarlijkse septemberuitgave van het Centraal Planbureau - worden vier typen van werkloosheid aldus geformuleerd: - conjunctuurwerkloosheid: deze houdt verband met de omstandigheid, dat de pro- duktiecapaciteit tijdelijk op een lagere of hogere dan normale bezettingsgraad ope reert als gevolg van een tekortschietende of te grote effectieve vraag: - seizoenwerkloosheid: hieronder wordt de werkloosheid verstaan die samenhangt met een ongelijkmatige spreiding van de pro- duktie-activiteiten binnen een jaar; frictie- en bemiddelingswerkloosheid: deze is een gevolg van het niet onmiddellijk op elkaar aansluiten van vraag en aanbod, bij voorbeeld door verschillen van plaats, be roepsgroep, leeftijd, geslacht, opleidings niveau; - structuurwerkloosheid in enge zin: hier van is sprake wanneer de netto-creatie van arbeidsplaatsen - deze vormt de resultante van de nieuw gecreëerde en de opgeheven arbeidsplaatsen - langdurig achterblijft bij de groei van het arbeidsaanbod. Het leren kennen van de grootte van de typen van werkloosheid en het aan de hand daarvan analyseren van de ontwikkeling van de werkgelegenheid in de tijd wordt be moeilijkt, zo het al eenvoudig zou zijn, door de vorm waarin het cijfermateriaal ter be schikking komt. Wel is het mogelijk een be nadering te kiezen voor de beschouwde problematiek. We dienen dan een twee deling te maken en ons te richten op het onderscheid tussen de conjunctuurwerk loosheid en de structuurwerkloosheid in rui- me zin. De structuurwerkloosheid in ruime zin is dan de som van de seizoenwerkloos heid, de frictie- en bemiddelingswerkloos heid en de structuurwerkloosheid in enge zin. Het berekenen van de conjunctuurwerk loosheid geschiedt aan de hand van de af wijkingen van de feitelijke produktie van de industrie ten opzichte van de lijn, die de „toppen" in de trend van deze produktie- grootheid met elkaar verbindt. Deze metho de, die door het Centraal Planbureau wordt gehanteerd, levert de structuurwerkloos heid in ruime zijn als restpost op. In de grafiek geeft de getrokken lijn de fei telijke geregistreerde arbeidsreserve weer als percentage van de afhankelijke be roepsbevolking. De structuurwerkloosheid in ruime zin, ofwel de arbeidsreserve na correctie voor de conjunctuurwerkloosheid is weergegeven door de stippellijn. Zoals we zien is de laatste vooral na 1966 sterk opgelopen met als gevolg dat de huidige situatie op de arbeidsmarkt gekenmerkt wordt door hoge werkloosheid in structu rele zin. De grootte van de conjuncturele kop is sterk teruggelopen in vergelijking met overeenkomstige situaties van ont spanning op de arbeidsmarkt. De oorzaken van de ontstane situatie zijn velerlei. We zullen ons hier beperken tot het noemen van een enkele factor die tot de verslechtering op lange termijn een bij drage heeft geleverd. Door de sterke stij ging van de reële loonkosten in de afgelo pen tien jaar is de economische levensduur van technisch nog bruikbare kapitaalgoede ren veel korter geworden. Deze stijging droeg bij tot de versnelde introductie van nieuwe arbeidbesparende technieken, waardoor de uitstoot van arbeidsplaatsen uit het bedrijfsleven sterk in betekenis toe nam. Ook de versterkte internationale con currentie in de arbeidsintensieve industrie- en leidde tot een vermindering van het aan tal arbeidsplaatsen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 19