16 beoordeling geen confectie een liberale visie geen ingreep van de overheid. De grondprijzen moeten be teugeld worden door maatregelen die mobiliteit van de arbeid verhogen (blz. 82). Wel wordt de verwachting uit gesproken dat bij belegging in grond de waardedaling van het geld niet geheel kan worden ontlopen (blz. 83). Voor de financiering van de grond grijpt het rapport terug naar een idee van prof. Horring, namelijk een „maatschap pij voor grondkrediet". Deze zou in grote lijnen de rol moeten spelen, welke op het ogenblik de Grondbank van de overheid tracht te vervullen. De Maatschappij voor Grondkrediet zou gefinancierd moeten worden door beleg gers, die hiervan een rendement van 3% kunnen verwach ten. De commissie pretendeert overigens niet dat hiermede de financieringsproblemen volledig worden opgelost. De beoordeling van de inhoud van het rapport en het aan geven van de betekenis ervan in de huidige landbouw politieke discussie, is niet in een paar woorden te geven. In wezen is het bovenstaande overzicht reeds een beoor deling, omdat het een selectie moest zijn van hetgeen op bijna honderd bladzijden is gedrukt: een volledig objec tieve samenvatting is gezien de beschikbare ruimte niet mogelijk. De liberale visie die hier wordt gegeven zal vooral in libe rale kringen getoetst kunnen worden. Hier moet volstaan worden met de constatering dat naast een groot vertrou wen in het gunstig economisch en sociaal effect van een ongestoord marktmechanisme ook opvalt de grote waarde die het rapport hecht aan een grotere inkomensgelijkheid dan welke nu bestaat en aan het geven van mogelijkheden aan agrariërs in zekere mate los van hun eigen financiële draagkracht. In de voorstellen voor landbouwpolitieke maatregelen be perkt het rapport zich tot agrarisch economische vraag stukken. De problemen van milieu, planalogie en natuur bescherming worden wel genoemd, maar er wordt geen beleidslijn voor aangegeven. De gedachten over prijsbeleid en over structuurbeleid wij ken nogal af van hetgeen door de landbouworganisaties wordt verdedigd. Ondanks de nogal precies aandoende be grippen „richtbedrijf" en „grensbedrijf" is de praktische toepassing ervan op het prijsbeleid niet zonder meer aan te geven. Men mag aannemen dat de rapporteurs verwach ten dat de landbouwprijzen volgens deze liberale visie min der zullen toenemen dan in het verleden. Dit stemt dan uiteraard niet overeen met de berekeningen die in het COPA, de overkoepelende boerenorganisatie in de EG, zijn gemaakt over de noodzakelijke prijsverhogingen. Het structuurbeleid zal volgens het rapport tot een veel snellere selectie moeten leiden dan tot nog toe. Deze aan pak ligt bepaald niet in het verlengde van de verbreding van het structuurbeleid tot de zogenaamde middenbedrij ven waarvoor het bestuur van het Landbouwschap zich in de aprilvergadering heeft uitgesproken. Al met al is het rapport van de Teldersstichting geen con- fectieprodukt van het „landbouw-subsysteem" om de term van het rapport te gebruiken. Er zullen nog wel enige noten gekraakt moeten worden voordat het rapport zijn defini tieve plaats in de landbouwpolitieke discussie heeft gekre gen. Het imago van de bankemployé heeft steeds mijn warme aandacht, zoals u wel weet. Dat ik thans weer over dit peni bele onderwerp moet schrijven vindt zijn grond in een on langs volbrachte tocht naar de grote stad. Hoogtepunt van deze expeditie was een bezoek aan een cinema, waar een Nederlandse speelfilm draaide. Daarbij kwam ons vak in het geding. Mijn laatste ervaring met de bioscoop in dit opzicht stamt uit de veertiger jaren. Toen zag ik een film van Frank Capra, die „It's a wonderful lite" heette. Een lief kerstverhaal, waarin een grote rol is toebedeeld aan een heel gave bankdirecteur, die op voor beeldige wijze de Baileys Building and Loan Bank leidt. Hij wordt daarbij dwarsgezeten door een nors heer aan wie praktisch de gehele stad toebehoort, behalve natuurlijk de bank. In de tijd dat die film werd gemaakt, traden in deze produk- ten voortdurend overledenen op, die om hun status van engel te verdienen nog een of ander karwei op aarde dien den af te maken. Ook in deze film, zodat alles nog goed afliep met sneeuw, kerstklokken en stralend gelukkige ge zichten. Voordien kregen we echter waar voor ons geld, zodat je in de zaal vele vrouwen onderdrukt hoorde snikken. Na al die jaren werd ik dus opnieuw geconfronteerd met het bankwezen op het witte doek. Maar wat een verschil. Er trad een mejuffrouw Willeke van A. in op. Daar had ik voordien al van gehoord en ik had haar natuurlijk (letterlijk en figuur lijk) wel eens gezien op de buis. Maar zo heel erg groot in kleuren op het bioscoopscherm. Dat's erg imposant, hoor. Ze speelde de vrouw van een bankemployé, jawel. Lief en aardig, met twee schatten van kinderen en een aardige man zo te zien. Ze loopt weg en dan wordt het menens. Ze bewandelt elk slecht pad, dat er in ons huidige vaderlandse bestel te vinden is en nog enkele andere, die speciaal voor het bio scooppubliek werden bedacht door de regisseurs Pim en Wim. Uiteindelijk komt ze ook nog in het gevang, maar ten slotte keert alles weer ten goede en gaat ze terug naar haar Willem-Jan en de kinders. Men zegt soms dat deze films gemaakt worden om der wille van de rinkelende kassabei en anderen houden staande dat ze een eerlijke poging zijn om de typisch burgerlijke pres tatiedwang te ridiculiseren. Nou voor mij is het weer het oude liedje. Wie wordt er be lachelijk gemaakt, omdat-ie niks durft en niks kan. Jawel, de bankmeneer. Willem-Jan de braverd, de nette vent, die elke avond de kindertjes toestopt terwijl moedertje het brede pad op is. Hij blijft braaf, ook als hij naar haar op zoek gaat. En wat me meeviel voor zo'n moderne film, het komt allemaal goed op het eind van het verhaal. Maar dacht u dat er iemand na afloop de zaal verliet met het gevoel van Wat is die Willem-Jan een fijne, geduldige, lieve man? V\/elnee. Ik zou niet graag de adjectieven hier zien afgedrukt die de mensen in gedachten voor hem gebruiken. Maar iedereen trekt aan de uitgang een gezicht alsof ze diep medelij hebben met die lieve Alicia, die weer terug moet naar die braverik. Al haar misstappen zullen ze ook nog vergoeilijken. Als je tenslotte met een bankemployé ge trouwd bent, niet waar? Cas Sier

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 18