15
prijzen of toeslagen
integrale conceptie
grondpolitiek
immers reeds eerder laten blijken voor het politieke
mechanisme in het landbouwbeleid een grote belangstel
ling te hebben.
In een apart hoofdstuk wordt het eigen en enigszins afge
sloten karakter beschreven van de groep mensen die zich
met het landbouwbeleid in de afgelopen jaren bezig heeft
gehouden. In ons Nederlandse politieke systeem, dat
aan voortdurende veranderingen onderhevig is, heeft ech
ter deze groep zich niet kunnen onttrekken aan nieuwe in
vloeden door een andere waardering van landschap,
natuur en milieu. Ook de vermindering van de omvang van
de agrarische bevolking en dus de betekenis ervan voor
de stembus speelt een rol in de vermindering van de zelf
standigheid van het „landbouw-subsysteem".
Het Groene Front (het woord wordt in het rapport ver
meden) heeft als kern de landbouworganisaties. De land
bouworganisaties hebben volgens het rapport de landbouw
een ideologie gegeven, waardoor er in de boerenstand een
gemeenschappelijk begrip is omtrent de eigen betekenis
voor de maatschappij en de moeilijke economische positie.
Ook is er door toedoen van de organisaties een saamhorig
heid in de landbouw, ondanks dat de landbouwbedrijven
met elkander om de afzet en de produktiefactor grond
moeten concurreren.
Waar het gaat om de landbouwpolitiek komen de land
bouworganisaties er echter minder goed af. Er wordt een
onderscheid gemaakt tussen keuterboeren (in ons land niet
meer voorkomende, van de hand in de tand levende kleine
boeren), de zogenaamde traditioneel ingestelde landbou
wers en ten slotte de dynamische agrarische ondernemers.
Het is duidelijk dat de laatste groep van het rapport de
hoogste waardering krijgt. Het zijn echter de traditionele
landbouwers die volgens het rapport de grootste invloed
op de landbouworganisaties hebben (blz. 49).
Het gevolg van dit laatste is geweest, dat de landbouw
organisaties vooral de nadruk hebben gelegd op het markt
en prijsbeleid, waardoor het bestaan van zoveel mogelijk
boeren werd gerekt. Minder oog is er geweest voor het
structuurbeleid dat op langere termijn een betere aanpas
sing aan de rest van de economie teweeg kan brengen
(blz. 89).
In dit rapport komt ook het vraagstuk prijspolitiek en inko
mens toeslagen aan bod (hoofdstuk 7). Hierbij blijkt dat er
nogal wat reserves bestaan ten aanzien van de bescher
ming van de landbouwprijzen, zoals dit op het ogenblik
in de EG door variabele heffingen gebeurt.
Een inkomensoverdracht via prijzen, zo stelt het rapport,
gaat vooral ten koste van de lagere inkomensgroepen van
de consumenten en komt de producenten met de meeste
produktie vooral ten goede. Uit een oogpunt van inkomens
verdeling is dit geen goede zaak. Daar komt nog bij dat
het voordeel van een prijsverhoging voor een groot deel
naar andere bedrijfstakken wegvloeit en dat de mensen in
de landbouw volgens sommige berekeningen op den duur
voor minder dan de helft van een prijsverhoging profiteren.
Toeslagen krijgen een gunstiger beoordeling in het rapport
van de Teldersstichting. Bij toeslagen per produkt is de
kleine boer beter af dan wanneer hij eenzelfde bedrag via
de markt ontvangt: de kosten van levensonderhoud zijn
lager en hij betaalt relatief minder belasting welke nodig
is om de produkttoeslagen te financieren. Het rechttrekken
van een scheve inkomensverdeling is voor de stellers van
het rapport kennelijk belangrijk.
Ook toeslagen als aanvulling op het inkomen worden posi
tief beoordeeld. Wanneer er uit wordt gegaan van een ver
antwoorde inkomensnorm dan is het voordeel van een in
komenstoeslag boven een prijstoename dat deze laatste
vaak leidt tot een intensivering van de produktie en een
verschuiving van de teelt naar de gegarandeerde produk-
ten.
Het voorstel van prof. Van Riemsdijk, dat twee jaar geleden
zoveel opgang deed, wordt afgewezen. Bij dit voorstel
wordt in eerste instantie geen daling van de prijs voor de
consument bereikt en de uitvoering ervan zal volgens het
rapport van de Teldersstichting tot overmatig dirigisme lei
den.
In de „Integrale landbouwpolitieke conceptie", welke het
rapport presenteert, spelen de inkomenstoeslagen wel een
belangrijke rol. Het prijsbeleid zal namelijk afgestemd
moeten worden op de kostenontwikkeling van het „grens-
bedrijf". Dit laatste wordt omschreven als het bedrijf waar
de kostenfactoren grond, kapitaal en arbeid een redelijke
beloning verwerven, maar waar de ruimte voor onder
nemerswinst ontbreekt.
Wanneer het prijsbeleid bepaald wordt door de grens-
bedrijven voor de voornaamste produktierichtingen dan zal
voor de bedrijven met een geringer inkomen een sociaal
beleid gevoerd moeten worden. Dat zal in eerste instantie
volgens het rapport het sociaal beleid moeten zijn, zoals
dat voor iedere burger geldt. Voor oudere agrariërs gelden
echter bijzondere omstandigheden, omdat zij een geringe
kans hebben om elders aan het werk te komen. Daarom
zal er voor bedrijfshoofden tussen 55 en 65 jaar een in
komensaanvulling gegeven moeten worden.
Deze toeslag heeft het karakter van een bedrijfsbeëindi
ging op termijn, want volgens het rapport zal de ontvanger
na zijn 65e jaar of eventueel eerder de grond van zijn be
drijf moeten afstaan aan de levensvatbare bedrijven.
Voor deze levensvatbare bedrijven introduceert het rapport
het begrip „richtbedrijf", welk bedrijf naast een beloning
voor de produktiefactoren ook in staat is om winst te
behalen. Wanneer de voorgestelde maatregelen worden
toegepast, dan zal in het jaar 2000 het saneringsproces
er toe geleid hebben dat het richtbedrijf het overheersend
bedrijfstype in de EG is.
De grond is een belangrijke factor in het aanpassings
proces dat de landbouw volgens het rapport van de
Teldersstichting moet doormaken. Dit komt reeds naar
voren bij de behandeling van het financieringsprobleem,
waarvan het rapport stelt dat gebrek aan eigen middelen
niet van doorslaggevende betekenis mag zijn bij de selec
tie van ondernemers in de landbouw (blz. 66). Dat heeft
consequenties voor het fiscaal beleid (herziening fiscaal
winstbegrip en belastingvrije reserve voor de oudedag),
maar ook voor de grond welke zoveel mogelijk door der
den moet worden gefinancierd.
De pacht is bij dit laatste een belangrijk financierings
instituut; in overeenstemming met een eerder rapport van
de Teldersstichting wil dit rapport een vrijer pachtprijs-
beleid, waardoor de pacht voor de belegger meer aantrek
kelijk wordt. Het continuatierecht moet in het algemeen
worden beëindigd op 65 jaar.
Wat betreft de grondprijs wenst het rapport „vooralsnog"